ECLI:NL:CBB:2019:36
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Stam
- T. Pavićević
- I.M. Ludwig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van chauffeurskaart wegens niet tijdig overleggen van VOG
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen de intrekking van zijn chauffeurskaart door de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De intrekking vond plaats omdat de appellant niet binnen de gestelde termijn een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) had overgelegd, nadat de minister informatie had ontvangen dat de appellant recentelijk met justitie in aanraking was gekomen. De appellant stelde dat de minister ten onrechte geen belangenafweging had gemaakt en dat de regelgeving in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het College oordeelde dat de minister op grond van de wet verplicht was om de chauffeurskaart in te trekken, aangezien de appellant niet tijdig de vereiste VOG had overgelegd. Het College benadrukte dat de wetgeving is ontworpen om de betrouwbaarheid van taxichauffeurs te waarborgen en dat de bescherming van het maatschappelijk belang voorop staat. De appellant had aangevoerd dat de intrekking van zijn chauffeurskaart ingrijpende gevolgen had voor zijn privéleven, maar het College oordeelde dat de dwingende formulering van de regelgeving geen ruimte bood voor een belangenafweging door de minister.
Uiteindelijk concludeerde het College dat de beroepsgronden van de appellant niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. T. Kuiper, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.