In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 29 oktober 2019, zaaknummer 18/2155, werd het beroep van appellant gegrond verklaard. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellant was vastgesteld op basis van de melkproductiecijfers en dieraantallen van 2011. Appellant betoogde dat deze cijfers niet representatief waren vanwege de diergezondheidsproblemen die zijn bedrijf van 2011 tot medio 2016 hadden getroffen. Het College oordeelde dat de keuze van verweerder om de melkproductie van 2011 te hanteren niet onterecht was, aangezien deze cijfers het meest gunstig waren voor appellant. Echter, voor de dieraantallen was de situatie anders. Het College stelde vast dat de dieraantallen in 2015 niet beïnvloed waren door de ziekte en dat verweerder ten onrechte geen rekening had gehouden met de knelgevallenregeling zoals vastgelegd in artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd en werd verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.024,-.