ECLI:NL:CBB:2019:563
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A.M. van den Berk
- R.R. Winter
- D. Brugman
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting GLB wegens niet-emissiearm uitrijden van mest door loonwerker
In deze zaak heeft de Maatschap [naam] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij een randvoorwaardenkorting van 20% is opgelegd op de rechtstreekse betalingen voor het jaar 2017. De korting is opgelegd omdat de appellante niet-naleving heeft vertoond van de regelgeving omtrent het gebruik van meststoffen, specifiek het Besluit gebruik meststoffen. De minister heeft in zijn besluiten gesteld dat de mest niet-emissiearm is uitgereden op twee percelen, wat in strijd is met de geldende regels.
De appellante heeft betoogd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de handelingen van de door haar ingeschakelde loonwerker. Het College heeft echter geoordeeld dat de appellante, door onvoldoende toezicht te houden en geen duidelijke instructies te geven, opzettelijk heeft bijgedragen aan de niet-naleving. Het College verwijst naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is vastgesteld dat een steunontvanger aansprakelijk kan worden gesteld voor inbreuken die door derden worden gepleegd, mits er sprake is van opzet of nalatigheid.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de controle door toezichthoudende ambtenaren, heeft het College geconcludeerd dat de appellante opzettelijk heeft gehandeld door de mogelijkheid van niet-naleving te aanvaarden. De hoogte van de opgelegde korting is in overeenstemming met de geldende regelgeving, en het College heeft geen aanleiding gezien om deze te verlagen. Het beroep van de appellante is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.