In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 november 2019, zaaknummer 18/2868, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een maatschap, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld op basis van de situatie op 2 juli 2015. Appellante betoogt dat zij door diergezondheidsproblemen, specifiek virale botulisme, niet in staat was om haar bedrijf uit te breiden voor deze peildatum, wat haar onevenredig benadeelt. Ze stelt dat de wetgever met de keuze voor deze peildatum en de uitsluiting van niet gerealiseerde uitbreidingen in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel.
Het College oordeelt dat de minister de knelgevallenregeling correct heeft toegepast. De vergelijking tussen de bedrijfssituatie op het moment van de buitengewone omstandigheid en de situatie op 2 juli 2015 is terecht gemaakt, zonder rekening te houden met niet gerealiseerde uitbreidingen. Het College bevestigt dat de wetgever de keuze voor de peildatum niet ontoelaatbaar heeft gemaakt en dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last voor haar vormt. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.