ECLI:NL:CBB:2019:697
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.L. Fernig-Rocour
- F. Willems
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 december 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de toepassing van de knelgevallenregeling zoals vastgelegd in artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet (Msw). Appellante, die een melkveebedrijf exploiteert, heeft in 2014 haar bedrijf in [plaats 2] verkocht en een nieuw bedrijf in [plaats 1] aangekocht. Bij de vaststelling van het fosfaatrecht door de minister is verweerder uitgegaan van de dieraantallen die op de peildatum aanwezig waren, waarbij de 137 dieren op de nieuwe locatie niet zijn meegerekend omdat appellante deze nooit heeft aangekocht of gehouden. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 21 november 2019 heeft appellante betoogd dat zij voldoet aan de knelgevallenregeling vanwege de verbouwing van de stal op de peildatum. Verweerder heeft echter gesteld dat de stal al deels gereed was en dat er geen sprake was van een knelgeval. Het College heeft geoordeeld dat verweerder de knelgevallenregeling correct heeft toegepast en dat appellante niet kan aantonen dat de alternatieve peildatum tot een gunstigere uitkomst had geleid. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de knelgevallenregeling en de noodzaak voor appellanten om tijdig inzicht te geven in de financiële impact van regelgeving op hun bedrijf. Het College heeft vastgesteld dat de situatie van appellante niet voldoet aan de criteria voor een knelgeval en dat het bestreden besluit niet in strijd is met het recht op eigendom zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.