ECLI:NL:CBB:2020:112
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wettelijke onderzoeksplicht van de Kamer van Koophandel bij inschrijving bestuurswijzigingen en de rol van civiel recht
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gedateerd 25 februari 2020, staat de wettelijke onderzoeksplicht van de Kamer van Koophandel centraal. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Kamer van Koophandel, waarin een bestuurswijziging van [naam 3] B.V. werd ingeschreven. Appellanten, waaronder [naam 1] LBG, stelden dat er gerede twijfel bestond over de juistheid van de opgave van [naam 5] als bestuurder van [naam 3] B.V. en dat er een alternatieve kerkrechtelijke rechtsgang openstond die niet was gevolgd. Het College overweegt dat de omstandigheid dat een interne kerkrechtelijke rechtsgang mogelijk openstaat, de Kamer van Koophandel niet ontslaat van haar wettelijke onderzoeksplicht. De Kamer van Koophandel moet een besluit nemen over de inschrijving en kan niet afwachten of de burgerlijke rechter zich hierover uitspreekt. Het College concludeert dat de Kamer van Koophandel zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen gerede twijfel bestond over de opgave van [naam 5]. De beroepsgronden van appellanten worden verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke bevoegdheden en de rol van de burgerlijke rechter in geschillen over de geldigheid van bestuurswijzigingen.