ECLI:NL:CBB:2020:173
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over vergroeningsbetaling en herinzaaiplicht voor percelen in Natura 2000-gebied
In deze zaak heeft de maatschap MTS '[naam 1]' beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het primaire besluit, genomen op 6 maart 2018, weigerde de vergroeningsbetaling voor 2017 voor de percelen 53 en 54, die eerder bestonden uit blijvend grasland. De minister stelde dat deze percelen uiterlijk op 15 mei 2018 moesten worden ingezaaid met gras. Het bestreden besluit van 14 november 2018 verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, waarna appellante in beroep ging.
Tijdens de zitting op 13 januari 2020 werd duidelijk dat de percelen 53 en 54 door appellante waren omgezet van blijvend grasland naar bouwland voor de teelt van zeeaster en zeekraal. De minister betoogde dat deze omzetting niet was toegestaan, omdat de percelen zich in een Natura 2000-gebied bevonden, waar blijvend grasland dat ecologisch kwetsbaar is, beschermd moet worden. De relevante Europese regelgeving, waaronder Verordening (EU) nr. 1307/2013, verbiedt de omzetting van blijvend grasland in dergelijke gebieden.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de percelen 53 en 54 niet als erf konden worden aangemerkt, omdat ze niet onmiddellijk aan een woning of ander gebouw waren gelegen. Hierdoor was de algemene exclaveringsformule niet van toepassing, en viel het gebied onder de bescherming van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Het College concludeerde dat appellante in strijd had gehandeld met de Europese regelgeving door de percelen om te zetten en dat de minister terecht de vergroeningsbetaling had geweigerd. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.