ECLI:NL:CBB:2020:223
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel en de gevolgen voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 april 2020, zaaknummer 18/2880, staat de toepassing van de knelgevallenregeling van artikel 23, zesde lid, van de Meststoffenwet (Msw) centraal. Appellante, V.O.F. [naam 1], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht werd vastgesteld. Het College oordeelt dat de minister de wet correct heeft toegepast en dat er geen sprake is van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol (EP). Appellante heeft aangegeven dat zij fosfaatrechten tekortkomt om de vergunde dieraantallen te houden, maar het College stelt dat zij zelf de risico's van haar investeringsbeslissingen draagt. De appellante had plannen om uit te breiden, maar door financiële beperkingen en de noodzaak om eerst de pluimveetak op orde te krijgen, is dit niet gerealiseerd. Het College concludeert dat de last die appellante ervaart niet buitensporig is en dat er geen goede redenen zijn om aan te nemen dat de wet onterecht is toegepast. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar het College bepaalt dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van melkveehouders voor hun investeringsbeslissingen en de toepassing van de wet in het kader van het fosfaatrechtenstelsel.