ECLI:NL:CBB:2020:282
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.L. van der Beek
- T. Pavićević
- D. Brugman
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing minister inzake graasdierpremie en graslandcorrectie
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 april 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit over de graasdierpremie voor het jaar 2017. De appellant had op 13 mei 2017 een Gecombineerde opgave ingediend en verzocht om uitbetaling van de graasdierpremie. De minister had bij besluit van 27 februari 2018 de uitbetaling vastgesteld op € 11.841,73, maar in het bestreden besluit van 3 mei 2018 werd het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard. De appellant was van mening dat de minister ten onrechte het aantal subsidiabele hectaren grasland had vastgesteld en niet het aantal hectare waarvoor betalingsrechten waren vastgesteld.
Tijdens de zitting op 17 december 2019 werd het College geconfronteerd met een audit van de Europese Commissie, waaruit bleek dat de uitvoering van de graasdierpremie niet in overeenstemming was met het Unierecht. Het College heeft de minister de gelegenheid gegeven om nader onderzoek te doen naar deze audit en de uitkomsten daarvan. Na het sluiten van het onderzoek heeft het College overwogen dat de minister terecht was uitgegaan van het aantal hectare subsidiabel grasland en niet van het aantal hectare waarvoor betalingsrechten waren toegekend. De appellant had geen aanknopingspunten aangedragen die de onrechtmatigheid van de graslandcorrectie konden onderbouwen.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte toepassing van de regelgeving omtrent de graasdierpremie en de rol van subsidiabel grasland in de berekening van de uit te betalen premies.