ECLI:NL:CBB:2020:287
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van een in rechte onaantastbaar besluit inzake betalingsrechten en uitbetaling van vergroeningsbetaling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, een fruitteler, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had verzocht om herziening van een eerder besluit van 7 april 2016, waarin zijn aanvraag voor toewijzing van betalingsrechten en uitbetaling van basis- en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2015 was afgewezen. De minister had dit besluit genomen omdat de Gecombineerde opgave 2015 te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 2016 omdat hij dacht dat zijn bezwaarschrift was ontvangen, maar dit bleek niet het geval te zijn.
Het College overwoog dat de minister het verzoek om herziening terecht had afgewezen, omdat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een heroverweging van het besluit rechtvaardigden. De omstandigheid dat het bezwaarschrift niet was ontvangen, werd niet als nieuw feit aangemerkt. Het College benadrukte dat het bestuursorgaan in beginsel bevoegd is om een verzoek om terug te komen van een in rechte onaantastbaar besluit te behandelen, maar dat dit alleen kan als er nieuwe feiten of omstandigheden zijn.
De appellant voerde aan dat de financiële gevolgen van het besluit voor hem groot waren, maar het College oordeelde dat deze stelling niet voldoende was om het besluit evident onredelijk te verklaren. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van griffier mr. K.K.E. Blom, en werd openbaar uitgesproken op 21 april 2020.