Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2020 op het hoger beroep van:
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Voor zover appellante in hoger beroep enkel heeft verwezen naar de door haar in bezwaar en beroep aangevoerde standpunten, stelt het College vast dat appellante niet met een op het bestreden besluit, onderscheidenlijk de aangevallen uitspraak, toegespitste motivering nader heeft uiteengezet waarom het bestreden besluit, respectievelijk de aangevallen uitspraak, de rechterlijke beoordeling in hoger beroep niet kan doorstaan. Het College gaat derhalve aan deze standpunten voorbij.
tijdens het slachtproces(cursivering door de rechtbank) heeft geconstateerd dat de uitsnijderij waar vlees van pluimvee werd verwerkt niet beschikte over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 graden Celsius of over een alternatief systeem met een gelijkwaardig
steriliserendeffect.
waar vlees van pluimvee werd bewerkt(cursivering door de rechtbank) niet beschikte over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 graden Celsius of een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect. Anders dan eiseres in beroep stelt, vindt de rechtbank deze omschrijving in het rapport voldoende duidelijk en concreet om aan te nemen dat het slachtproces op dat moment al was begonnen. Er is dus geen grond voor het oordeel dat het rapport van bevindingen op dit punt onvoldoende duidelijk is en dat verweerder het rapport in beroep niet had mogen aanvullen.
Beslissing
Bijlage I: van toepassing zijnde wettelijke voorschriften
1. Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen.
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
(…)
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgelegd, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.”