1.2Artikel 23, zesde lid, van de Msw bepaalt dat verweerder het fosfaatrecht verhoogt indien een landbouwer aantoont dat het reguliere fosfaatrecht minimaal 5% lager is (5%-drempel) door, voor zover van belang, dierziekte (de knelgevallenregeling).
2. Appellant exploiteert een gemengde veehouderij met melkkoeien en vleesvarkens, in combinatie met een boerderijwinkel. Op 2 juli 2015 hield hij 39 melk- en kalfkoeien en 44 stuks jongvee. Op 8 maart 2018 heeft appellant een melding bijzondere omstandigheden gedaan in verband met een uitbraak van Bovine Virus Diarree (BVD). Als ingangsdatum van de dierziekte heeft appellant 21 februari 2015 opgegeven.
3. Verweerder heeft het fosfaatrecht van appellant vastgesteld op 2.139 kg en is daarbij uitgegaan van de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren en een gemiddelde melkproductie van 6.366 kg per koe. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het fosfaatrecht verhoogd naar 2.167 kg, uitgaande van een gemiddelde melkproductie (na verhoging met 730 kg in verband met eigen consumptie) van 6.383 kg.
4. Appellant voert thans nog aan dat bij de toepassing van de knelgevallenregeling rekening dient te worden gehouden met de melkproductie over de periode 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019 en de dieraantallen op 10 mei 2015, omdat vanaf die laatste dag de gevolgen van de BVD tot uiting kwamen. Hij verwijst hiervoor naar een uitspraak van het College van 19 november 2019, ECLI:NL:CBB:2019:587. 5. Als begin 2018 bij een 2,5 jaar oud dier een BVD-infectie is vastgesteld, ziet verweerder daarin niet het bewijs dat het BVD-virus al in 2015 op het bedrijf van appellant aanwezig was. Indien het geïnfecteerde dier tijdens de dracht geïnfecteerd is geraakt, zou dit vanaf 21 februari 2015 het geval zijn. De melkproductie over 2015 is in dat geval niet representatief, maar voor de berekening kan dan gebruik worden gemaakt van de melkproductie in het jaar voorafgaand aan het intreden van de dierziekte, zijnde 2014. Op basis van de dieraantallen op 21 februari 2015 en de melkproductie over 2014, voldoet appellant niet aan de 5%-drempel.
6.1.1Appellant beroept zich op een verklaring van zijn dierenarts van 29 januari (het College leest:) 2018 dat begin 2018 een op 21 november 2015 geboren BVD-drager was gevonden. Deze dierenarts schrijft in een op 1 december 2019 afgegeven verklaring:
“Ondergetekende (…) is sinds december 2017 dierenarts op het bedrijf (…). Er waren op dat moment al langere tijd gezondheidsproblemen (…).De aangetoonde BVD-drager was ruim 2 jaar oud (…) wat betekende dat de infectie van de moeder tijdens de dracht (…) had plaats gevonden en BVD dus minimaal al 2,5 jaar op het bedrijf aanwezig was.”
6.1.2Deze verklaring vormt naar het oordeel van het College afdoende bewijs dat de moeder van de in januari 2018 gevonden BVD-drager tijdens de eerste periode van de dracht is besmet. De inseminatie van de moeder heeft eind februari 2015 plaats gevonden. Partijen zijn het er over eens dat dit op het bedrijf van appellant is gebeurd.
6.1.3BVD is een besmettelijke infectie onder rundvee door een pestvirus. De infectie verspreidt zich van dier tot dier (een transïente infectie) door de mond of via de neus. Enkele dagen na de infectie gaat het besmette dier 2 tot 3 weken BVD-virus uitscheiden totdat het dier de infectie heeft overwonnen en antistoffen heeft aangemaakt. Hierna is het dier normaal gesproken immuun voor herbesmetting. Dat is anders bij zogenoemde BVD‑dragers omdat zij levenslang permanent het virus uitscheiden. Een BVD-drager ontstaat door besmetting van de vrucht in de baarmoeder tussen dag 30 en 125 van de dracht. De vrucht behandelt die virusdeeltjes als lichaamseigen (omdat het immuunsysteem van het kalf pas na 125 dagen is ontwikkeld) en daarmee resulteert die infectie in de geboorte van een BVD-drager.
6.1.4De ontdekking van een, op het bedrijf van appellant in november 2015 geboren, BVD‑drager in januari 2018 bewijst dus dat de moeder ergens in de periode eind maart tot eind juli 2015 besmet is geraakt, zonder dat daarbij een precieze datum valt aan te wijzen. De door appellant zelf in zijn melding opgegeven historische peildatum 21 februari 2015 valt buiten deze besmettingsperiode.