In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 september 2020, zaaknummer 19/135, wordt het beroep van appellant tegen de vaststelling van het fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beoordeeld. Appellant, die een melkveebedrijf exploiteert, betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel niet kan worden aangemerkt als noodzakelijke maatregel volgens de Nitraatrichtlijn en dat het stelsel ongeoorloofde staatssteun oplevert. Het College oordeelt dat het betoog van appellant niet slaagt. De minister heeft het fosfaatrecht van appellant vastgesteld op basis van de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015, waarbij geen rekening is gehouden met niet-gerealiseerde groei door diergezondheidsproblemen. Het College bevestigt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast en dat de verzoeken van appellant om een alternatieve peildatum niet in overeenstemming zijn met de wet. Appellant heeft niet aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last oplegt. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling.