ECLI:NL:CBB:2020:645

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
20/696
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bedrijfsblokkade en identificatie van dieren

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die een verbod opgelegd kregen om runderen af te voeren, aan te voeren, te vervoeren en te verhandelen. Dit verbod was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat de runderen niet voorzien waren van een oormerk, wat in strijd is met de Regeling identificatie en registratie van dieren. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesden voor een last onder dwangsom die hen zou verplichten om hun dieren van een oormerk te voorzien.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat de blokkade van de runderen niet leidt tot onomkeerbare gevolgen, aangezien de runderen niet voor handelsverkeer zijn bestemd. Bovendien is er geen bewijs dat het bedrijf van verzoekers ernstig in de problemen komt door de opgelegde blokkade. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, als kennelijk ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, evenals de griffier. Afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/696
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. R. Ludding),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekers een verbod opgelegd om runderen af te voeren en aan te voeren, te vervoeren en te verhandelen (blokkade) omdat de op het bedrijf van verzoekers aanwezige runderen niet zijn voorzien van een oormerk, waardoor niet voldaan wordt aan de identificatie- en registratieverplichtingen, zoals bepaald in de Regeling identificatie en registratie van dieren (Regeling I&R).
Bij besluit van 26 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 10 augustus 2020 hebben verzoekers een nadere toelichting gegeven op het spoedeisend belang.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb, in samenhang met artikel 8:108 van de Awb, kan, indien bij het College beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer als het verzoek kennelijk ongegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
3. Verzoekers hebben omtrent het spoedeisend belang naar voren gebracht dat verweerder bij brief van 5 augustus 2020 een voornemen bekend heeft gemaakt tot het opleggen van een last onder dwangsom wegens overtreding van de Regeling I&R. Verzoekers zal bij deze voorgenomen last worden opgedragen vijf runderen, drie geiten en twee varkens te oormerken. Verzoekers willen voorkomen dat een last onder dwangsom zal worden opgelegd die ertoe zal leiden dat zij verplicht worden om hun dieren, waaronder de runderen waarop de blokkade betrekking heeft, van een oormerk te voorzien, waardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gesteld of gebleken dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het bestreden besluit. Verzoekers houden een aantal dieren in het kader van een kleinschalig biologisch-dynamisch gemengd bedrijf, in dienst van zorgverlening aan ten hoogste vijf inwonende, zorgbehoevende mensen. Uit genoemde brief van 10 augustus 2020 komt naar voren dat verzoekers met hun verzoek om voorlopige voorziening beogen te voorkomen dat verweerder een last onder dwangsom zal opleggen met de opdracht dat zij hun dieren moeten oormerken onder de dreiging van verbeurte van dwangsommen wanneer zij dat niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat het verzoek om voorlopige voorziening er niet op is gericht om bepaalde onomkeerbare gevolgen van de bij het bestreden besluit opgelegde blokkade te voorkomen. Hierbij is van belang dat verzoekers in het verzoek om voorlopige voorziening hebben gesteld dat de runderen hoe dan ook niet voor het handelsverkeer zijn bestemd. Ook overigens is niet gesteld dat het bedrijf van verzoekers door de blokkade zelf, die uitsluitend betrekking heeft op de runderen, ernstig in de problemen komt. Deze blokkade houdt niet in dat verzoekers wordt opgedragen hun dieren te oormerken. Indien verweerder daadwerkelijk besluit om de door verzoekers bedoelde last onder dwangsom op te leggen, kunnen verzoekers, indien gewenst, daartegen bezwaar maken en een verzoek om een voorlopige voorziening indienen.
5. De conclusie is dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Het verzoek wordt, als kennelijk ongegrond, afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2020.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: