ECLI:NL:CBB:2020:702

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
19/763
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herberekening van de uitbetaling van betalingsrechten voor 2017 na melding van verhuur door natuurorganisatie

In deze zaak gaat het om de herberekening van de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2017. De aanleiding voor deze herberekening was een melding van de Stichting Het Noordbrabants Landschap (SNBL) over de verhuur van tien betalingsrechten. De verweerder, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft op basis van deze melding de betalingsrechten op naam van appellant geregistreerd, terwijl appellant betwist dat hij de huurder was. Hij stelt dat de vennootschap onder firma (v.o.f.) waarvan hij vennoot is, de huurder was van de betalingsrechten. De verweerder heeft zonder nader onderzoek en zonder de huurder in de gelegenheid te stellen om de melding te controleren, de registratie van de betalingsrechten op naam van appellant doorgevoerd.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de verweerder niet tot deze registratie had mogen overgaan. De herberekening van de uitbetaling van de betalingsrechten voor 2017 is onterecht, omdat de appellant niet de juiste huurder was volgens de overeenkomst. Het College vernietigt het bestreden besluit van de verweerder en herroept het eerdere besluit, waardoor het oorspronkelijke besluit tot uitbetaling van de betalingsrechten herleeft. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de appellant, vastgesteld op € 1.575,-. De uitspraak is gedaan op 13 oktober 2020.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/763

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , appellant,

(gemachtigde: ir. A.H.J. van der Putten),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigden: mr. M. van der Zwaard en mr. M.M.J. Hunting).

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellant om uitbetaling van betalingsrechten voor 2017 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Bij besluit van 30 november 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de uitbetaling van de betalingsrechten voor 2017 verlaagd.
Bij besluit van 30 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigde van appellant, zijn adviseur [naam 2] en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. Appellant beschikte op 5 april 2017 over 9,96 betalingsrechten met een gemiddelde waarde van € 1.196,93 voor de basisbetaling en € 516,46 voor de vergroeningsbetaling. Aangezien appellant 9,96 ha grond opgaf voor de uitbetaling en verweerder die oppervlakte ook in aanmerking heeft genomen, zijn al deze rechten tot uitbetaling gekomen bij het primaire besluit 1. Dit leidde tot een nettobetaling van € 16.824,70.
2.1
Naar aanleiding van een op 15 mei 2017 door de Stichting Het Noordbrabants Landschap (SNBL) gedane melding van de verhuur van tien betalingsrechten, heeft verweerder tien (extra) betalingsrechten aan appellant toegekend met een gemiddelde waarde van € 177,28 voor de basisbetaling en € 76,49 voor de vergroeningsbetaling. Aan de overdracht van deze tien extra betalingsrechten ligt een overeenkomst (de verhuurovereenkomst) ten grondslag tussen SNBL als verhuurder en “ [naam 1] ” als huurder, waarbij als verdere gegevens van de huurder zijn vermeld:
adres: [adres] , [plaats] ,
relatienummer: [… 1] ,
e-mailadres: [e-mailadres] en
KvK-nummer: [… 2] .
2.2
Aangezien appellant over niet meer dan 9,96 ha grond beschikte, konden er van de 19,96 op zijn naam geregistreerde betalingsrechten slechts 9,96 worden uitbetaald. Verweerder heeft bij het primaire besluit 2 ervoor gekozen om (omdat die rechten anders zouden vervallen) 9,96 van de extra betalingsrechten tot uitbetaling te laten komen en de nettobetaling verlaagd tot € 2.515,60, zodat appellant € 14.309,10 moet terugbetalen.
3.1
Appellant heeft aangevoerd dat niet hij, maar v.o.f. [naam 3] de tien extra betalingsrechten van SNBL heeft gehuurd, zodat deze betalingsrechten ten onrechte op zijn naam (in plaats van de v.o.f.) zijn geregistreerd. De overeenkomst (ver)huur betalingsrechten 2017 vermeldt als huurder [naam 1] , één van de vennoten van de v.o.f., en het adres en KvK-nummer van de v.o.f. De desbetreffende percelen zijn ook door de v.o.f. in de Gecombineerde opgave 2017 opgegeven. Het in de overeenkomst genoemde relatienummer is niet juist, dat verwijst noch naar [naam 3] als natuurlijk persoon noch naar de v.o.f. Het was appellant bekend dat verweerder meldingen van SNBL verwerkt aan de hand van verzamellijsten, maar hij wist niet dat dit gebeurt aan de hand van het relatienummer van de huurder. Die werkwijze is ook niet logisch, omdat bij de melding van de verhuur van betalingsrechten via “mijnrvo.nl” juist het KvK-nummer leidend is.
3.2
Subsidiair wijst appellant erop dat verweerder volgens zijn eigen website een overdracht van betalingsrechten pas verwerkt nadat deze door middel van een formulier op “mijnrvo.nl” is aangemeld en vervolgens door beide partijen is ondertekend. Ook in de overeenkomst (ver)huur betalingsrechten 2017 is vermeld dat deze aanvangt na digitale ondertekening door verhuurder en huurder via “mijnrvo.nl”. Verweerder is ten onrechte tot registratie van de betalingsrechten op naam van appellant overgegaan, zonder appellant in de gelegenheid te hebben gesteld om de overdracht te bevestigen.
4. Verweerder meent dat hij terecht naar aanleiding van de melding van SNBL tien betalingsrechten op naam van appellant als natuurlijk persoon heeft bijgeschreven. De op verweerders website beschreven overdracht van betalingsrechten beschrijft de gebruikelijke werkwijze voor het merendeel van de overdrachten. Voor grote natuurorganisaties, zoals SNBL, geldt echter een andere werkwijze. Deze wijze van melding van de overdracht van betalingsrechten is conform artikel 8 van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 641/2014 van de Commissie van 16 juni 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 641/2014), artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013) en artikel 2.12 van de Uitvoeringsregeling. Deze regels vereisen niet, zoals appellant stelt, dat de huurder de melding van een overdracht moeten bevestigen. Deze werkwijze is in het veld bekend. Aan grote natuurorganisaties stelt verweerder een lijst ter beschikking. Daarin vult de verhuurder de naam, het adres, het relatienummer, het KvK-nummer, het e-mailadres van de huurder, het aantal over te dragen betalingsrechten en de begin- en einddatum van de overdracht in. SNBL heeft zo’n lijst ingevuld waarin de verhuur aan appellant is opgenomen. De meldingen verwerkt verweerder (enkel) aan de hand van het relatienummer van de huurder en hij slaat daarbij geen acht op de overige gegevens in die melding. Het door SNBL opgegeven relatienummer [… 1] bestond echter niet meer. Het bedrijf met dat relatienummer is per 1 januari 2008 overgegaan naar [naam 1] met relatienummer [… 3] en verweerder heeft de betalingsrechten daarom op naam van [naam 1] gezet, ook al staat in de melding het KvK-nummer van de v.o.f. Het in de melding genoemde adres en e-mailadres zijn bij verweerder overigens bekend als adressen van zowel [naam 1] als van de v.o.f.
5.1
Het College oordeelt als volgt.
5.2
Het beroep is gericht tegen de herberekening van de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2017. Dit betekent dat de omvang van het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder bij die uitbetaling ervan mocht uitgaan dat appellant voor 2017 over 19,96 betalingsrechten beschikte, waaronder tien van SNBL gehuurde betalingsrechten. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat, als het College het beroep gegrond verklaart, hij het door appellant al terugbetaalde bedrag zal terugstorten.
5.3
Op grond van artikel 34, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 kunnen betalingsrechten worden overgedragen aan een landbouwer die overeenkomstig artikel 9 recht heeft op toekenning van rechtstreekse betalingen en in dezelfde lidstaat is gevestigd. Artikel 8, eerste lid, van Verordening 641/2014 houdt in dat bij een overdracht overeenkomstig artikel 34 van Verordening 1307/2013 de overdrager de bevoegde autoriteit binnen een door de lidstaat vast te stellen periode in kennis stelt van de overdracht. Artikel 8, tweede lid, van Verordening 641/2014 bepaalt vervolgens, voor zover hier van belang, dat de overdracht plaatsvindt zoals beschreven in de melding. Op grond van artikel 2.12 van de Uitvoeringsregeling moet de landbouwer die de betalingsrechten heeft overgedragen de minister met een door de minister ter beschikking gesteld formulier uiterlijk op de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag in kennis stellen van de overdracht. Op de website van verweerder stond in 2017 over de overdracht van betalingsrechten onder andere:
“Vul als verhuurder en huurder het formulier samen in. Degene die overdraagt, start met het invullen. (…) De huurder ontvangt direct na het ondertekenen en versturen van het formulier een e-mail op het opgegeven e-mailadres. Hij kan het formulier dan ondertekenen op deze pagina bij Direct regelen. (…) Zolang de melding nog niet is ondertekend door beide partijen noemen we het een conceptmelding.”
5.4
De verhuurovereenkomst bevat tegenstrijdige gegevens over de huurder van de betalingsrechten, nu [naam 1] vennoot van de v.o.f. is en het relatienummer meer dan negen jaar niet meer in gebruik was en ziet op het bedrijf dat per 1 januari 2008 door [naam 1] (als eenmanszaak) is voortgezet. Het KvK-nummer behoort aan de v.o.f. en het adres en het e-mailadres werden zowel door [naam 1] als door de v.o.f. gebruikt. Het College acht echter aannemelijk dat voor de contractspartijen wél duidelijk was dat de betalingsrechten aan de v.o.f. waren verhuurd.
5.5
Verweerder heeft, zonder nader onderzoek, de tien extra betalingsrechten op naam van [naam 1] enkel aan de hand van het relatienummer geregistreerd, zonder acht te slaan op de overige in de melding opgenomen (en deels tegenstrijdige) gegevens, zoals het KvK-nummer en met voorbijgaan aan de Gecombineerde opgave 2017 van de v.o.f., waarin de van SNBL gehuurde percelen waren opgenomen. Pas in de bezwaarfase heeft hij de verhuurovereenkomst opgevraagd bij SNBL. Verweerder is voor grote natuurorganisaties op praktische gronden afgeweken van de werkwijze zoals beschreven op zijn website en heeft daarmee het belang van de huurder uit het oog verloren. Voor de huurder is het immers onmogelijk om te controleren of de door de natuurorganisatie gedane melding correct is. Verweerder heeft niet weersproken dat het KvK-nummer leidend is bij de melding van de verhuur van betalingsrechten via mijnrvo.nl. Daarmee heeft appellant in de veronderstelling kunnen verkeren dat bij de melding – en dus ook bij de verhuurovereenkomst aan de hand waarvan de melding is opgemaakt – het KvK-nummer het belangrijkste gegeven was dat moest worden ingevuld.
6. Dit leidt het College tot het oordeel dat verweerder niet tot registratie van tien betalingsrechten op naam van appellant heeft mogen overgaan en de uitbetaling van de betalingsrechten voor 2017 niet aan de hand daarvan heeft mogen herberekenen.
7. Het beroep is gegrond. Het College zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 (het zorgvuldigheidsbeginsel) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het primaire besluit 2 te herroepen, zodat het primaire besluit 1 herleeft.
8. Het College zal verweerder veroordelen in de door appellant gemaakte kosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit 2;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 174,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. R.C. Stam en mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.