Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2020 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de Kamer van Koophandel, verweerster
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] , te Budel
Procesverloop
Overwegingen
In reactie op deze beroepsgronden stelt verweerster dat toestemming van alle vennoten voor het doen van een opgave als hier in geding niet is vereist. Uit artikel 18, eerste lid, van de Hrw in verbinding met artikel 6 van het Hrb en artikel 23 van het WvK volgt dat iedere vennoot bevoegd en onder omstandigheden ook verplicht is tot het doen van een opgave. De vennoten maken aanspraak op de onderneming en zijn gedeeld eigenaar van de onderneming. Wanneer, zoals in dit geval, één der vennoten zich eenzijdig bij verweerster meldt met een opgave ter inschrijving van de beëindiging van de vof, en daarbij in het bezit is van een door de vennoten ondertekende dadingsovereenkomst waarin is bepaald dat de vof is beëindigd, gaat verweerster over tot inschrijving van die opgave. Verweerster wijst er verder op dat vanwege de tussen appellant en belanghebbende overeengekomen ontbinding van de vof per 1 juli 2018 per die datum geen sprake meer is van een gemeenschappelijke onderneming die wordt gedreven vanuit het samenwerkingsverband van de vof. De door appellant aangevoerde feiten en omstandigheden, waaruit zou moeten blijken dat de onderneming haar activiteiten niet heeft gestaakt, maken dit niet anders. Wel moet er nog worden vereffend, maar het handelsregister is volgens verweerster niet bedoeld voor de registratie van de onverdeelde boedel van de vof. De situatie na een ontbinding van een vof is heel anders dan bij een rechtspersoon uit Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In geval van een rechtspersoon volgt na ontbinding de registratie van de rechtspersoon in liquidatie, omdat de rechtspersoon gelet op artikel 2:19 van het BW blijft bestaan ter vereffening: zo er baten zijn is er een rechtspersoon. Verder stelt verweerster zich op het standpunt dat appellant miskent dat uit de artikelen 30, 31 en 32 van het WvK niet volgt dat de vof na ontbinding blijft voortbestaan ten behoeve van de voortzetting van de onderneming door één der vennoten. Uit de dadingsovereenkomst blijkt dat de vof is beëindigd zonder voorzetting van de onderneming. Bovendien doet appellant tevergeefs een beroep op artikel 40 van het Hrb, nu dat artikel enkel ziet op Nederlandse en buitenlandse rechtspersonen.
“In het handelsregister worden over een rechtspersoon opgenomen:
(..) de naam.
2. Indien de ontbinding een vennootschap betreft als bedoeld in artikel 24 worden in het handelsregister opgenomen de bevoegdheden van de vereffenaars, indien die in het land waar de vennootschap is gevestigd openbaar gemaakt moeten worden. Indien de ontbinding een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 25 en 26 betreft, worden mede opgenomen de bevoegdheden van de vereffenaars.
3. De voltooiing van de vereffening van een Europees economisch samenwerkingsverband of van een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 24, 25 en 26, wordt in het handelsregister opgenomen.”
“1 De firma van eene ontbondene vennootschap kan, het zij uit kracht der overeenkomst, het zij indien de gewezen vennoot, wiens naam in de firma voorkwam, daarin uitdrukkelijk toestemt, of, bij overlijden, deszelfs erfgenamen zich niet daartegen verzetten, door eenen of meer personen worden aangehouden, welke, ten blijke daarvan, eene akte moeten uitbrengen, en dezelve doen inschrijven in het handelsregister, overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
2 De bepaling van het eerste lid van art. 20 is niet toepasselijk, indien de afgetredene, van vennoot onder eene firma, vennoot bij wijze van geldschieting is geworden.”
“1.Bij de ontbinding der vennootschap zullen de vennooten, die het regt van beheer hebben gehad, de zaken der gewezen vennootschap moeten vereffenen in naam van dezelfde firma, ten zij bij de overeenkomst anders ware bepaald, of de gezamenlijke vennooten (die bij wijze van geldschieting niet daaronder begrepen), hoofdelijk en bij meerderheid van stemmen, eenen anderen vereffenaar hadden benoemd.
2 Indien de stemmen staken beschikt de rechtbank, zoodanig als zij in het belang der ontbondene vennootschap meest geraden zal achten.”
in liquidatie.”