In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, h.o.d.n. [naam 2], en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor GLB-subsidies voor het jaar 2017, welke door de minister was afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De afwijzing was het gevolg van een verhindering van een bedrijfscontrole op 6 februari 2017, waarbij de toezichthouders van de NVWA geen toegang kregen tot het medisch register van de aanwezige dieren. De appellant had de toezichthouders geen medewerking verleend, wat leidde tot een randvoorwaardenkorting van 45% op de aangevraagde subsidies.
De appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar het College oordeelde dat de minister terecht had gehandeld. Het College stelde vast dat de appellant niet alle redelijke maatregelen had genomen om de controle mogelijk te maken. De appellant had de toezichthouders geen toegang verleend tot het medisch register, wat in strijd was met de geldende regelgeving. Het College concludeerde dat de afwijzing van de GLB-steunaanvraag terecht was en dat er geen rechtens te beschermen belang meer was bij een oordeel over de randvoorwaardenkorting, aangezien deze niet meer geëffectueerd kon worden.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan controles door landbouwbedrijven en de gevolgen van het niet naleven van randvoorwaarden. Het College verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.