In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 december 2020, zaaknummer 19/651, wordt de toewijzing van betalingsrechten uit de nationale reserve en de administratieve sanctie in het kader van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB beoordeeld. Appellante, een maatschap, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die een korting had toegepast op de uitbetaling van betalingsrechten omdat de opgegeven oppervlakte van de percelen niet overeenkwam met de door verweerder vastgestelde oppervlakte. Het College oordeelt dat appellante niet in staat is geweest om de percelen nauwkeurig in te tekenen, wat leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van kennelijke fouten in de intekening. Echter, het College constateert dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de afwijzing van een specifiek perceel, waardoor dit perceel alsnog als subsidiabele landbouwgrond moet worden aangemerkt. Het beroep van appellante wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder wordt opgedragen om binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen.