In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De zaak betreft de onrechtmatige intrekking van een communautaire vergunning voor besloten busvervoer, die op 2 augustus 2019 inging. De appellante, [naam 1] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank Limburg heeft het beroep doorgezonden naar het College, dat op 30 september 2021 het bestreden besluit heeft ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 6 december 2021 heeft het College de zaak behandeld. De appellante heeft schadevergoeding van € 25.000,- gevorderd, die zij heeft onderbouwd met bewijs van misgelopen inkomsten door de intrekking van de vergunning. Het College heeft vastgesteld dat de intrekking onrechtmatig was en dat appellante recht had op schadevergoeding. Het College heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de schadevergoeding van € 25.000,- toegewezen, evenals een immateriële schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Staat der Nederlanden (ministerie van Justitie en Veiligheid) is veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan appellante, en het College heeft verweerder opgedragen het griffierecht van € 354,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters en de griffier.