Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen
[naam onderneming 1] en [naam onderneming 2], te [plaats] , appellanten
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en appellanten, die een jongveeopfokbedrijf exploiteren. De minister had op 10 januari 2018 het fosfaatrecht van appellanten vastgesteld op basis van de Meststoffenwet (Msw). Appellanten hebben een melding van bijzondere omstandigheden gedaan, maar hun verzoek werd afgewezen. De appellanten stelden dat het overlijden van de vader van een van hen en de gezondheidsproblemen van zijn moeder hebben geleid tot een lagere veestapel, waardoor zij niet voldeden aan de voorwaarden voor de knelgevallenregeling. De minister heeft echter geconcludeerd dat er geen causaal verband bestaat tussen deze omstandigheden en de lagere hoeveelheid fosfaatrecht op de peildatum van 2 juli 2015. Tijdens de zitting op 15 april 2021 is het onderzoek ter zitting gehouden, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het College heeft geoordeeld dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de bijzondere omstandigheden hebben geleid tot een lagere hoeveelheid fosfaatrecht. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.