In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin het fosfaatrecht van de appellant was vastgesteld op 2.976 kg. Dit besluit was gebaseerd op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. De appellant betwistte de vaststelling van het fosfaatrecht en verzocht om herziening, omdat hij stelde dat er sprake was van een foutieve registratie van een rund dat op 26 oktober 2010 was afgevoerd, maar dat ten onrechte op de stallijst was blijven staan tot november 2018.
De minister had het verzoek om herziening afgewezen, omdat de appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen. Het College oordeelde dat de foutieve registratie geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was, aangezien deze registratie al voor de vaststelling van het fosfaatrecht had plaatsgevonden. Het College concludeerde dat de minister terecht had beslist om niet terug te komen op het eerdere besluit en dat het beroep van de appellant ongegrond was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om zorg te dragen voor een correcte registratie van zijn dieren en de terughoudendheid van bestuursorganen bij het heroverwegen van onherroepelijke besluiten.