In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2021, in de zaak tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als verweerder en een particuliere netbeheerder als appellante, staat de onbevoegdheid van de ACM centraal. De zaak betreft een verzoek om restitutie van systeemdiensttarieven (SDT's) voor de jaren 2000 en 2001, waarbij de appellante stelt dat deze tarieven onterecht in rekening zijn gebracht door Stedin en TenneT. De ACM heeft in een eerder besluit de klacht van appellante deels niet-ontvankelijk verklaard en deels ongegrond, wat heeft geleid tot het beroep bij het College.
Het College oordeelt dat de ACM niet bevoegd is om te oordelen over de klacht van appellante, omdat het geschil niet valt onder de reikwijdte van artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998. De appellante heeft geen bewijs kunnen leveren dat de SDT's daadwerkelijk zijn betaald aan Stedin in de jaren 2000 en 2001. Het College stelt vast dat de kwestie van restitutie van SDT's een civielrechtelijke aangelegenheid is, die niet onder de bevoegdheid van de ACM valt. De uitspraak van het College vernietigt het eerdere besluit van de ACM en verklaart deze onbevoegd om te oordelen over de klacht van appellante.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke geschillen en bevestigt dat de civiele rechter de aangewezen instantie is voor geschillen over betalingen en restituties van systeemdiensttarieven. Het College veroordeelt de ACM in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.