Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen
[naam onderneming] , te [plaats] , appellant
Procesverloop
[naam 2] .
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, een onderneming die Japanse haver teelt, en de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK). De zaak betreft de afkeuring van een perceel Japanse haver door de NAK, die dit deed op basis van het aantreffen van wilde haver (Avena fatua) tijdens een veldkeuring op 28 juni 2019. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afkeuring, maar de NAK heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 19 december 2019. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 11 juni 2021 zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden. De appellant betoogde dat het keuringsrapport summier en niet ondertekend was, en dat dit niet als basis voor de afkeuring kon dienen. Het College oordeelde echter dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een toezichtrapport, mits dit rapport is opgesteld door een bevoegde toezichthouder en er geen reden is om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Het College concludeerde dat er voldoende wettelijke grondslag was voor de afkeuring van het perceel, aangezien de NAK verplicht was om het perceel onmiddellijk af te keuren bij het aantreffen van zelfs één wilde haverplant.
De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021, onder leiding van mr. J.H. de Wildt, met mr. P.M. Beishuizen als griffier.