In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 augustus 2021, werd de zaak behandeld van een appellant die een tegemoetkoming had aangevraagd op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De appellant, die zich bezighoudt met de groothandel in truffels, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming, maar deze was door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen. De minister stelde dat de appellant niet voldeed aan de vereisten van de Beleidsregel, omdat de SBI-codes van zijn onderneming niet in de bijlage van de regeling stonden en hij niet kon aantonen dat hij de vereiste vaste lasten had gemaakt.
Tijdens de zitting op 30 juli 2021 werd duidelijk dat de appellant truffelreizen organiseerde om klantrelaties op te bouwen, wat hij als ondersteunend voor zijn groothandelsactiviteiten beschouwde. De minister betwistte echter dat deze kosten als vaste lasten konden worden aangemerkt, omdat de huur van de locatie in Frankrijk door de partner van de appellant was betaald en het huurcontract commerciële activiteiten verbood. Het College oordeelde dat de appellant voldoende aannemelijk had gemaakt dat de truffelreizen onderdeel uitmaakten van zijn groothandelsactiviteiten, maar dat er nog vragen waren over de daadwerkelijke betaling van de vaste lasten.
Het College vernietigde het bestreden besluit van de minister, omdat deze niet op een toereikende motivering berustte en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant, waarbij de appellant de gelegenheid moet krijgen om aan te tonen dat hij de vaste lasten daadwerkelijk heeft gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die ondernemers raken, vooral in het kader van de COVID-19 steunmaatregelen.