ECLI:NL:CBB:2021:865

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
20/826
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 en de rol van de Kamer van Koophandel in bedrijfsregistraties

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag was afgewezen omdat de omschrijving van de werkzaamheden van de appellant in het handelsregister niet overeenkwam met de SBI-code die in de Beleidsregel is opgenomen. De appellant had zijn registratie in het handelsregister na de peildatum gewijzigd, maar het College oordeelde dat de registratie op de peildatum leidend is. De appellant had niet aangetoond dat de onvolledige bedrijfsomschrijving te wijten was aan een fout van de Kamer van Koophandel (KvK). Het College concludeerde dat verweerder zijn beleid consistent had toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/826

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels en C. Zieleman).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 6 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellant heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
Over de onderneming van appellant was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 90.03 (‘Schrijven en overige scheppende kunsten’) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Beeldend kunstenaar’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. De SBI-code waarmee appellant op de peildatum 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Verder heeft verweerder overwogen dat de bedrijfsomschrijving in het handelsregister niet overeenkomt met een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. De stelling dat de KvK de bedrijfsomschrijving niet juist heeft overgenomen in het handelsregister is niet met bewijsstukken onderbouwd. Appellant had kunnen (en moeten) zorgen voor een bedrijfsomschrijving in het handelsregister die volledig was en overeenkomt met de feitelijke werkzaamheden. Dat appellant zijn registratie na 15 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft gewijzigd, maakt dat niet anders. Tot slot is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellant
4. Appellant erkent dat zowel de SBI-code als de omschrijving van zijn bedrijfsactiviteiten waarmee hij op de peildatum was ingeschreven in het handelsregister niet aansluiten bij zijn feitelijke activiteiten. Appellant heeft bij zijn inschrijving de KvK gemeld dat hij ook een kunstgalerie zou gaan exploiteren en heeft de huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte getoond. Volgens de KvK was dit niet van belang en de KvK heeft achteraf gezien ten onrechte bij de inschrijving in het handelsregister niet opgenomen dat appellant ook een kunstgalerie exploiteert. Na de peildatum is de bedrijfsomschrijving met terugwerkende kracht gewijzigd naar ‘Beeldend kunstenaar en galerie-houder’ en is naar aanleiding daarvan met terugwerkende kracht een SBI-code toegevoegd (91.02.2 ‘Kunstgalerieën en expositieruimten’). De SBI-code 91.02.2 staat wel in Bijlage 1.
Standpunt verweerder
5. Verweerder stelt dat het bezwaar terecht ongegrond is verklaard. De SBI-code waarmee appellant op de peildatum 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Verder voert verweerder aan dat de bedrijfsomschrijving in het handelsregister niet overeenkomt met een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. De omschrijving van de werkzaamheden zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond is daarbij bepalend. Dat appellant zijn registratie na 15 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft gewijzigd, maakt dat niet anders.
Dat appellant bij de inschrijving van zijn onderneming in het handelsregister is afgegaan op onjuiste informatie van de KvK en dat om die reden de bedrijfsomschrijving (en daarmee ook de SBI-code) in het handelsregister niet overeenkwamen met de feitelijke activiteiten van appellant is niet onderbouwd. De huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte is pas eind februari 2020 ondertekend en op 1 maart 2020 ingegaan. Dit rijmt niet met de stelling van appellant dat hij bij de inschrijving in januari 2020 de KvK heeft medegedeeld dat hij een bedrijfspand huurt waarin hij een kunstgalerij heeft gevestigd. Als appellant meende dat de bedrijfsomschrijving niet correct was opgenomen in het handelsregister, dan had het bovendien op zijn weg gelegen om dit (alsnog) te laten wijzigen.
Verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden, dat hij zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Beoordeling door het College
6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de onvolledige bedrijfsomschrijving in het handelsregister te wijten is aan een fout van de KvK. Dat de bedrijfsomschrijving en de SBI-code met terugwerkende kracht zijn gewijzigd betekent, anders dan appellant blijkbaar meent, niet dat de KvK daarmee een dergelijke fout heeft erkend. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellant heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellant op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet is vermeld in Bijlage 1.
8. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
9. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van
mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen