ECLI:NL:CBB:2021:921

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
21/960
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van Eurotab Operations (SASU). De verzoekster, die lid is van het ARCHE Consortia, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, dat op 16 april 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de aanvraag van het ARCHE Consortia werd verworpen. De verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij zich door het besluit moest houden aan de termijn voor stopzetting van de verkoop volgens de EU-Biocidenverordening 528/2012, wat onomkeerbare gevolgen zou hebben.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Tevens werd opgemerkt dat de verweerder zich niet verzet tegen de schorsing van het besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Gezien de spoedeisendheid van de situatie, werd het verzoek als kennelijk gegrond beschouwd en toegewezen. Het besluit van 16 april 2021 werd geschorst tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar aan verzoekster.

Daarnaast werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 748,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter, mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van griffier mr. P.M. Beishuizen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/960
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2021 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

EUROTAB OPERATIONS (SASU),

verzoekster
(gemachtigde: mr. B. de Smit),
en
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2021 heeft verweerder besloten tot verwerping van de aanvraag van het ARCHE Consortia.
Verzoekster, die lid is van het ARCHE Consortia, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer als het verzoek kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. Daartoe bestaat in dit geval aanleiding.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat sprake is van een spoedeisend belang. Verzoekster moet zich door het besluit houden aan de in de EU-Biocidenverordening 528/2012 neergelegde termijn voor stopzetting van de verkoop. Dit leidt tot onomkeerbare gevolgen.
4. Verweerder heeft te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen schorsing van het besluit van 16 april 2021 tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek, als kennelijk gegrond, toe te wijzen. Het besluit van 16 april 2021 wordt geschorst tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar aan verzoekster.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van de verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • schorst het besluit van 16 april 2021 tot zes weken na toezending van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.
De voorzieningenrechter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen de uitspraak te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: