ECLI:NL:CBB:2022:141

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
21/226
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhoudingsbeslissing in hoger beroep inzake mededingingswet en persoonsgegevens

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 maart 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een hoger beroep van de gemeente Heumen tegen de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De zaak betreft de weigering van ACM om bepaalde documenten openbaar te maken, die vertrouwelijke informatie bevatten die raakt aan de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De gemeente Heumen, als appellant, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2021, waarin de rechtbank een vergelijkbare beslissing had genomen. De rechter-commissaris, mr. H.O. Kerkmeester, heeft op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beslissing genomen over de beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken. Hierbij is een afweging gemaakt tussen het belang van de partijen om toegang te hebben tot relevante informatie en het belang van de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de vertrouwelijkheid van de gegevens, met uitzondering van het zakelijke e-mailadres van de advocaat van de klager, moet worden geëerbiedigd. Dit besluit is genomen om te voorkomen dat onbeperkte kennisneming van deze informatie een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zou kunnen veroorzaken. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is, met uitzondering van het zakelijke e-mailadres, dat wel openbaar gemaakt mag worden. De ACM is verzocht om een nieuwe versie van het betreffende stuk aan te leveren, waarin de vertrouwelijke informatie is weggelaten.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/226
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van

het college van burgemeester en wethouders van Heumen (appellant),

(gemachtigde: mr. S. van der Heul),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2021, kenmerk ROT 20/2566, in het geding tussen

appellant

en

de Autoriteit Consument & Markt (ACM),

(gemachtigden: mr. G.A. Dictus en mr. M. de Wit).

Procesverloop

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 5 januari 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:68).
ACM heeft bij brief van 19 mei 2021 de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. Het verzoek betreft stukken van de klager wiens signaal de aanleiding vormde voor het onderzoek van ACM.
Het betreft de volgende stukken:
- 2 e-mail aan ACM d.d. 26 juli 2018;
- 3 e-mail aan ACM d.d. 31 juli 2018;
- 4 e-mail aan ACM d.d. 2 augustus 2018;
- 5 e-mail aan ACM d.d. 9 oktober 2018;
- 7 e-mail aan ACM d.d. 11 oktober 2018;
- 31 e-mail aan ACM d.d. 27 september 2019.
Appellant heeft desgevraagd bij brief van 16 maart 2021 medegedeeld dat hij toestemming verleent aan het College om mede op grondslag van de bovengenoemde gedingstukken uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College mr. H.O. Kerkmeester opgedragen om als rechter-commissaris deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor de hoger beroepen relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaken op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat onbeperkte kennisname van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van de door ACM als vertrouwelijk ingediende stukken 2, 3, 4, 5, 7 en 31 en de daarop door appellant gegeven toestemming om mede op grondslag daarvan uitspraak te doen. De rechter-commissaris is van oordeel dat – behoudens een hierna te noemen uitzondering – de door ACM aangevoerde gronden voldoende gewichtige redenen zijn om de door ACM verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten en overweegt daartoe het volgende.
4. De stukken waarop het verzoek ziet bevatten gegevens die raken aan de persoonlijke levenssfeer en/of bevatten bijzondere persoonsgegevens, met als uitzondering het zakelijke e-mailadres van de advocaat van de klager opgenomen in stuk 31. De rechter-commissaris is na afweging van de betrokken belangen van oordeel dat de vertrouwelijkheid van deze gegevens, met uitzondering van het zakelijke e-mailadres van de advocaat van de klager, in dit geval moet worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer tot gevolg zal kunnen hebben en daarmee tot een onevenredig nadeel voor betrokkene zal kunnen leiden, terwijl de andere partijen door de beperkte kennisneming niet in hun rechten worden geschaad. De rechter-commissaris heeft daarbij ook in dit verband meegewogen het belang van ACM om in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 2, 3, 4, 5, 7 en 31, met uitzondering van het zakelijke e-mailadres van de advocaat van de klager in stuk 31, gerechtvaardigd is;
- beslist dat beperking van de kennisneming van stuk 31 voor zover dat ziet op het zakelijke e-mailadres van de advocaat van de klager niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat stuk 31 wordt teruggezonden aan ACM;
- verzoekt ACM uiterlijk vijf dagen na heden een nieuwe versie van stuk 31 aan het College en de andere partij te doen toekomen.
Aldus genomen door mr. H.O. Kerkmeester, in tegenwoordigheid van mr. P.E.A. Chao als griffier, op 24 maart 2022. .
H.O. Kerkmeester P.E.A. Chao