ECLI:NL:CBB:2022:420

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
22/1155
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van slachthuiserkenning wegens incident met dierenwelzijn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een slachthuis. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de slachthuiserkenning van verzoekster geschorst na een incident waarbij een schaap met een fractuur werd aangetroffen. De toezichthouders constateerden dat medewerkers van het slachthuis zich onprofessioneel gedroegen, wat leidde tot de schorsing van de erkenning. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat het offerfeest aanstaande was en zij hierdoor financieel in de problemen zou komen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de schorsing volledig was gebaseerd op één incident, maar dat verzoekster de ernst van het incident inzag en adequate maatregelen had genomen door de betrokken medewerkers te ontslaan. De voorzieningenrechter vond dat de minister niet voldoende had onderbouwd waarom de respons van verzoekster onvoldoende was. Gezien de spoedeisendheid van de situatie, met het offerfeest in het vooruitzicht, besloot de voorzieningenrechter het verzoek toe te wijzen en de schorsing van het primaire besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1155
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen:

[naam 1] B.V., te [plaats] , verzoekster

(gemachtigden: mrs. T. Linssen en J. Braspenning),

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Op 28 juni 2022 heeft verweerder de slachthuiserkenning van verzoekster met onmiddellijke ingang geschorst, inhoudende dat zij voor onbepaalde tijd geen enkele activiteit meer mag verrichten ten aanzien van leverende dieren. Op 29 juni 2022 heeft verweerder dit besluit op schrift gesteld (het primaire besluit).
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is op 8 juli 2022 op zitting behandeld via een beeldverbinding. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, [naam 2] , [naam 3] en S [naam 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] .

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. Verzoekster exploiteert een slachthuis. Op 28 juni 2022 zag een toezichthouder een schaap met een verse fractuur. Dat was aanleiding om de camerabeelden te bekijken en daarop zagen de toezichthouders dat een stalmedewerker tijdens het opdrijven van de schapen van het ene naar het andere hok, de randen van de drijfgang vastpakt, op de schapen gaat staan, waarna hij de schapen schopt en slaat en op hen stampt. Een andere stalmedewerker tevens bedwelmer en doder staat op enkele meters afstand, maakt schoppende bewegingen naar de schapen en grijpt niet in. Om die reden heeft verweerder de slachthuiserkenning met onmiddellijke ingang geschorst.
3. Verzoekster stelt - kort samengevat - dat zij spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het primaire besluit, omdat het offerfeest aanstaande is (9 tot en met 13 juli 2022) en zij dan 10 % van haar omzet realiseert. Het slachtproces ligt nu ruim een week stil. Wanneer verzoekster geen schapen mag slachten, dupeert dit bovendien veel islamitische families. Verzoekster erkent dat sprake is van een ernstig incident, maar benadrukt dat het hier gaat om één enkel incident. Dat verzoekster het incident serieus neemt blijkt uit haar respons: de uitzendkracht is niet meer welkom en over zijn gedrag heeft verzoekster bij het uitzendbureau geklaagd, terwijl de vaste medewerker, die al 22 jaar in dienst is, op staande voet is ontslagen. Dat geldt als voorbeeld voor de overige medewerkers.
4. In dit geval heeft verweerder de erkenning van verzoekster geschorst omdat hij het niet langer verantwoord achtte dat verzoekster dieren slacht. De schorsing kan hij pas opheffen als een door verzoekster op te stellen plan van aanpak verweerder de garanties geeft dat het dierenwelzijn is gewaarborgd. Verzoekster heeft tot op heden die garanties niet kunnen bieden. Zij heeft pas ingegrepen nadat verweerder haar met het gedrag van de twee medewerkers had geconfronteerd. Verzoekster heeft niet aangetoond dat haar financieel belang dermate groot is dat het treffen van een voorlopige voorziening in de rede ligt. Daarbij komt dat verzoekster door het ontslag van de twee medewerkers op dit moment onvoldoende gecertifieerd personeel heeft om op korte termijn verantwoord te kunnen slachten. Verweerder wijst er verder op dat de termijn voor het inplannen van keuringspersoneel nu te kort is.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat het primaire besluit voor verzoekster ingrijpende gevolgen heeft nu het slachtproces al ruim een week stil ligt en het offerfeest op 9 juli 2022 van start zal gaan. Verzoekster stelt dat zij dit weekend ongeveer 2300 schapen wil slachten en zij daartoe ook al tijdig een aanvraag heeft ingediend. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang gegeven.
7. Het schorsen van de slachthuiserkenning is een instrument dat verweerder kan inzetten om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen. Het is een tijdelijke maatregel die moet leiden tot de herleving dan wel intrekking van de erkenning.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de schorsing volledig is gebaseerd op één incident. Het gaat daarbij om een ernstig incident. Verzoekster erkent dat ook en haar respons ten opzichte van de betrokken medewerkers demonstreert dat zij de ernst ervan inziet. De vaste medewerkers is niet alleen ontslagen omdat hij schoppende bewegingen maakte, maar ook omdat hij niet heeft ingegrepen. Dat vormt een duidelijk signaal aan alle overige medewerkers dat verzoekster dit soort gedrag niet tolereert. Verweerder maakt niet duidelijk waarom deze respons van verzoekster onvoldoende is. Dat verzoekster dierenwelzijn niet serieus neemt, heeft verweerder op geen enkele manier geadstrueerd: hij heeft nagelaten een begin van concretisering te geven aan zijn suggesties over incidenten in het verleden. Verder acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat verzoekster in dit geval niet eerder kon ingrijpen dan nadat zij door verweerder op het gedrag van de medewerkers was gewezen, omdat het om een snel opeenvolgende gebeurtenis gaat. Zo heeft verzoekster onweersproken gesteld dat tussen het wangedrag en het terugkijken van de camerabeelden slechts één uur was verstreken. Verzoekster heeft verder, onweersproken door verweerder, gemotiveerd naar voren gebracht dat zij voldoende gecertificeerd personeel kan inhuren om dit weekend de schapen verantwoord te slachten. Verzoekster heeft haar aanvraag voor de slacht dit weekend tijdig ingediend. Dat verweerder zich zelf in moeilijkheden heeft gebracht door niet te anticiperen op de honorering van deze aanvraag en de beschikbare capaciteit (volledig) te verdelen over andere slachterijen, komt voor zijn eigen rekening en risico.
9. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter grond om het verzoek toe te wijzen en het primaire besluit ingaande middernacht te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de op het bezwaar aan verzoekster te nemen beslissing.
10. De voorzieningenrechter zal verweerder veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst ingaande 8 juli 24:00 uur het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de op het bezwaar van verzoekster te nemen beslissing;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.158,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd w.g. K. Naganathar
deze uitspraak te ondertekenen