In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een appellant tegen de vaststelling van het fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant, die een gecombineerd bedrijf exploiteert, was het niet eens met de vaststelling van het fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet (Msw). De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de registratie van de dieren op de peildatum, maar de appellant betwistte dat de drie stiertjes jonger dan één jaar op die datum bestemd waren voor de melkveehouderij. Het College oordeelde dat de minister terecht geen fosfaatrechten had toegekend, omdat de dieren niet onder de wettelijke definitie van melkvee vielen. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.000,- voor de appellant. De kosten van de procesvoering werden ook toegewezen aan de minister en de Staat der Nederlanden, die ieder voor de helft verantwoordelijk werden gehouden voor de proceskosten van de appellant.