ECLI:NL:CBB:2022:687
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en het vertrouwensbeginsel in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toekenning van fosfaatrechten. De appellante, die een melkveebedrijf exploiteert, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op 4.041 kg. Appellante stelde dat er tijdens een zitting toezeggingen waren gedaan door zittingsjuristen over de toekenning van fosfaatrechten voor mannelijke jongvee, die zij van een ander bedrijf had overgenomen. De minister had echter geen fosfaatrechten toegekend voor deze dieren, omdat zij niet bestemd waren voor de melkveehouderij maar voor de vleesveehouderij.
Het College heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een toezegging die aan het bestuursorgaan kon worden toegerekend. De voorzitter van de zitting had enkel aangegeven dat er een nieuw besluit zou komen, maar niet dat fosfaatrechten voor alle mannelijke jongvee automatisch zouden worden toegekend. Het College oordeelde dat appellante niet zonder meer op deze toezegging mocht vertrouwen, gezien de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op fosfaatrechten. Bovendien werd vastgesteld dat de mannelijke dieren op de peildatum niet bestemd waren voor de melkveehouderij, waardoor de toekenning van fosfaatrechten in strijd zou zijn met de Meststoffenwet.
De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel en de voorwaarden waaronder dit kan worden ingeroepen. Het College concludeerde dat het beroep van appellante ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.