ECLI:NL:CBB:2023:104
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van omzetverlies bij bruine vlootonderneming
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2023, zaaknummer 22/239, is de aanvraag van een ondernemer voor subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling continuïteit bruine vloot (TVLBV) afgewezen. De ondernemer, die twee historische zeilschepen exploiteert en zeil- en fietsreizen organiseert vanuit Enkhuizen, had een subsidie aangevraagd omdat hij meende dat hij ten minste 30% omzetverlies had geleden door de coronamaatregelen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had echter vastgesteld dat de omzet van de ondernemer in de subsidieperiode hoger was dan in de referentieperiode, waardoor er geen sprake was van omzetverlies.
De ondernemer voerde aan dat de omzetgegevens in de aangiften omzetbelasting geen juist beeld gaven van zijn werkelijke omzet, omdat zijn tussenpersoon de wijze van factureren had gewijzigd. Hij stelde dat deze wijziging had geleid tot een onjuiste aangifte en dat hij recht had op subsidie op basis van zijn eigen financiële administratie. De minister betwistte dit en stelde dat de aangiften omzetbelasting, die volgens de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn gedaan, leidend zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Het College oordeelde dat de minister terecht had afgewezen, omdat de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om zorg te dragen voor correcte aangiften en dat de wijziging in de facturering door de tussenpersoon geen bijzondere omstandigheid vormde om van de TVLBV af te wijken. De conclusie was dat het beroep van de ondernemer ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.