ECLI:NL:CBB:2023:129

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
22/691
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor startende MKB-ondernemingen op basis van vestigingsvereiste

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 maart 2023, zaaknummer 22/691, werd de aanvraag van [naam 1] B.V. voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had eerder op 18 oktober 2021 de aanvraag afgewezen, omdat [naam 1] niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt in dat een onderneming ten minste één vestiging moet hebben die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar en voorzien is van een eigen opgang of toegang. De minister handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 18 februari 2022, waarop [naam 1] beroep instelde.

Tijdens de zitting op 30 januari 2023 werd het standpunt van [naam 1] gepresenteerd, waarin werd betoogd dat de registratie in het handelsregister voldoende was om aan te tonen dat het adres in [woonplaats] als vestiging kon worden aangemerkt. [naam 1] stelde dat er een duurzame uitoefening van de activiteiten plaatsvond op het geregistreerde adres, waar het bedrijf gebruik maakte van kantoorruimte en faciliteiten. De minister betwistte dit en verwees naar eerdere uitspraken waarin werd geoordeeld dat enkel registratie in het handelsregister niet volstaat om aan het vestigingsvereiste te voldoen.

Het College oordeelde dat [naam 1] niet aannemelijk had gemaakt dat de activiteiten van de onderneming duurzaam werden uitgeoefend op het opgegeven adres. De enkele inschrijving in het handelsregister was niet voldoende om te voldoen aan de eisen van de SVL. Het College concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van materieel bewijs voor de duurzame uitoefening van activiteiten op het vestigingsadres, in lijn met de bepalingen van de Handelsregisterwet 2007.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V. te [woonplaats] ( [naam 1] ),

(gemachtigde: Y.P. Jonker),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. M.P. Beudeker).

Procesverloop

Met het besluit van 18 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om subsidie voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) afgewezen.
Met het besluit van 18 februari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] tegen het besluit van 18 oktober 2021 ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op zitting behandeld op 30 januari 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] namens [naam 1] , de gemachtigde van [naam 1] en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Aanleiding voor deze procedure
1. [naam 1] heeft een onderneming in installatie van elektrische apparatuur, loodgieters- en fitterswerk en installatie van sanitair. Het vestigingsadres dat voor [naam 1] is geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) is [adres] [nummer] in [woonplaats] . Dit is een bedrijfsverzamelgebouw waar kantoorruimte kan worden gehuurd. [naam 1] heeft subsidie aangevraagd op grond van de SVL voor Q1 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen, omdat [naam 1] niet voldoet aan het vestigingsvereiste van artikel 2.1.1, tweede lid, aanhef en onder e, onder 1°, van de SVL. De minister heeft met het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Standpunt van [naam 1]
2. [naam 1] is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Volgens [naam 1] bevestigt de registratie in het handelsregister dat de KvK het adres in [woonplaats] heeft geaccepteerd als vestiging. Het adres is om die reden aan te merken als een vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007. Zij stelt zich verder op het standpunt dat op het adres in [woonplaats] een duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming plaatsvindt. Zij gebruikt dit adres als hoofdkantoor en de directie en de administratie gebruiken het adres als vaste werkplek. Het adres dient als locatie voor gesprekken en onderhandelingen met (potentiële) klanten, leveranciers en personeelsleden, het ontvangen en versturen van post en eventuele opslag voor materialen. Deze werkzaamheden hebben niet een incidenteel karakter, maar vinden structureel en doorlopend plaats. [naam 1] heeft gewezen op de voorwaarden van het contract met [naam 3] ( [naam 3] ), waarin de garantie is opgenomen dat in het gebouw een vaste werkplek beschikbaar wordt gehouden. Volgens [naam 1] bevestigen de foto’s die zij in bezwaar heeft ingediend dat zij een vaste werkplek heeft. Anders dan de minister betoogt, kan uit de informatie op de website van [naam 3] niet worden afgeleid dat [naam 1] geen vaste werkplek huurt.
Standpunt van de minister
3. Volgens de minister vindt op het adres in [woonplaats] geen duurzame uitoefening van de activiteiten plaats. De minister heeft verwezen naar de uitspraak van het College van 26 juli 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:440). In deze uitspraak is geoordeeld dat een recht en titel met betrekking tot het adres niet voldoende zijn om aan het vestigingsvereiste te voldoen. Uit het contract met het onderwerp ‘Servicekantoor van [naam 3] ’ dat [naam 1] heeft gesloten met [naam 3] , volgt alleen dat [naam 1] de services ‘Post Lite’ voor € 15,- en ‘Service office [woonplaats] ’ voor € 75,- per maand afneemt. Met deze laatste service kan het bedrijf worden gevestigd op de locatie in [woonplaats] en kan het bedrijf met dit adres worden ingeschreven bij de KvK. Verder staat in het contract dat een vaste werkplek wordt gereserveerd voor het bedrijf. Uit de ‘ [naam 4] ’ die op het contract van toepassing zijn en de informatie op de website van [naam 3] , blijkt dat er recht is op een werkplek voor 40 uren per maand en dat dit recht kan worden uitgeoefend na betaling van de betreffende uren per maand vooraf tegen de op dat moment geldende tarieven. Flexibele kantoorruimte kan vooraf (per dag en per uur) worden gereserveerd en gehuurd. [naam 1] kan dus kantoorruimte huren tegen een meerprijsbetaling van het op dat moment geldende huurtarief. Op grond van de stukken die [naam 1] heeft overgelegd kan niet worden vastgesteld dat zij een vaste kantoorruimte huurt, dan wel meer dan incidenteel haar bedrijfsactiviteiten uitoefent op het adres in [woonplaats] .
Beoordeling door het College
Wettelijk kader
4.1.
Eén van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de SVL, is dat de onderneming voldoet aan het vestigingsvereiste. Dit houdt in dat de onderneming ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar van de onderneming, of dat de onderneming een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar en voorzien is van een eigen opgang of toegang. Horecaondernemingen en ambulante ondernemingen hoeven niet aan deze voorwaarde te voldoen. Dit staat in artikel 2.1.1, tweede lid, aanhef en onder e, onder 1°, van de SVL.
4.2.
Onder vestiging wordt verstaan ‘een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt’. Dit staat in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007.
4.3.
De precieze tekst van het wettelijk kader is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Voldoet het adres in [woonplaats] aan het vestigingsvereiste?
5.1.
In deze procedure is in geschil of het adres in [woonplaats] voldoet aan het vestigingsvereiste. Anders dan [naam 1] heeft aangevoerd is niet voldoende dat het adres als vestigingsadres is geregistreerd in het handelsregister. De enkele inschrijving in het handelsregister is niet bepalend. Dit heeft het College eerder overwogen in de onder 3 genoemde uitspraak van 26 juli 2022. Er moet namelijk materieel worden voldaan aan het vestigingsvereiste. Dit houdt, gelet op de definitie in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007, in dat op het adres de activiteiten van de onderneming duurzaam worden uitgeoefend.
5.2.
[naam 1] heeft voor het adres in [woonplaats] een contract overgelegd met [naam 3] met als ingangsdatum 1 oktober 2019. Daaruit volgt dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. Niet ter discussie staat dat dat de door de minister genoemde ‘ [naam 4] ’ zijn. Het College is het met de minister eens dat uit dit contract en deze algemene voorwaarden, niet blijkt dat [naam 1] een vaste werkplek in het bedrijfsverzamelgebouw huurt. Hieruit blijkt alleen dat [naam 1] maandelijks een bedrag is verschuldigd voor de postverwerkingsservice ((digitaal) doorzenden en bewaren) en het gebruik van het adres als ‘Service office’. Dit laatste houdt in dat [naam 1] het adres mag gebruiken om zich in te schrijven in het handelsregister en het adres mag vermelden op haar website en in correspondentie. Weliswaar heeft zij volgens het contract ook recht op een werkplek voor 40 uur per maand in het bedrijfsverzamelgebouw, maar als [naam 1] daarvan daadwerkelijk gebruik wil maken, moet zij die uren vooraf betalen tegen de tarieven die op dat moment gelden. Zoals het College in de door de minister genoemde uitspraak van 26 juli 2022 heeft overwogen, zijn recht en titel met betrekking tot het gebruik van het adres niet voldoende. Er moet, zoals overwogen in 5.1, ter plaatse ook sprake zijn van duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming. [naam 1] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij gebruik heeft gemaakt van de hiervoor bedoelde mogelijkheid om kantoorruimte te huren. Uit de overgelegde facturen blijkt dat enkel het basisbedrag (van
€ 75) voor de dienst ‘Service office’ in rekening is gebracht. Ook anderszins kan uit de stukken niet worden afgeleid dat [naam 1] (meer dan incidenteel) kantoorruimte huurde.
5.3.
[naam 1] heeft ter zitting gesteld dat zij met [naam 3] mondeling heeft afgesproken dat zij zonder extra betaling voor maximaal 40 uur per maand gebruik mocht maken van de flexplekken op de begane grond van het gebouw en dat zij daar 40 uur per maand werkzaamheden verrichte. [naam 1] heeft echter niet met stukken onderbouwd dat zij deze afspraak heeft gemaakt en dat zij daadwerkelijk 40 uur per maand gebruik maakte van flexplekken. Weliswaar heeft zij in bezwaar foto’s ingediend van enkele ruimtes in het bedrijfsverzamelgebouw en van een logo van [naam 1] , maar daaruit kan niet worden afgeleid of en hoe vaak er ter plaatse werkzaamheden werden verricht. Daarom heeft zij naar het oordeel van het College niet aannemelijk gemaakt dat de activiteiten van de onderneming duurzaam werden uitgeoefend op het adres in [woonplaats] . Dit betekent dat [naam 1] niet voldoet aan het vestigingsvereiste en dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. I. Goud, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
w.g. C.T. Aalbers w.g. I. Goud
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
[…]
vestiging: vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007.
Artikel 2.1.1 (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen startende MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart van 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
[…]
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
- ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privé-adres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
- een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privé-woning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang;
[…]
Artikel 2.1.4 (afwijzingsgronden)
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
[…]
Handelsregisterwet 2007
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
j. vestiging: een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt.