ECLI:NL:CBB:2023:203

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
21/1291
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbetaling betalingsrechten GLB wegens te late indiening

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2023, zaaknummer 21/1291, staat de afwijzing van een aanvraag voor uitbetaling van betalingsrechten onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) centraal. De appellant, een landbouwer die het bedrijf van zijn ouders heeft overgenomen, had op 11 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor uitbetaling van basis- en vergroeningsbetalingen, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De uiterste datum voor indiening was 17 mei 2021, en de appellant had zijn aanvraag pas op 10 augustus 2021 digitaal verzonden.

De appellant voerde aan dat hij op 11 mei 2021 zijn aanvraag volledig had ingevuld en ondertekend, maar dat er een probleem was opgetreden in het systeem waardoor hij dacht dat de aanvraag was verzonden. Het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de appellant lag en dat er geen overmacht of uitzonderlijke omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De regels van de Verordening 640/2014 zijn dwingend en schrijven voor dat aanvragen die na de uiterste datum met meer dan 25 kalenderdagen worden ingediend, niet-ontvankelijk zijn.

Het College concludeerde dat de aanvraag van de appellant terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de verantwoordelijkheden van aanvragers binnen het kader van het GLB.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , appellant

(gemachtigde: mr. M.J.C. Mol),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. J. van Horsen en mr. M.M.J. Heutink).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor uitbetaling van betalingsrechten (basisbetaling) en vergroeningsbetaling en de extra betaling voor jonge landbouwers op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023.
Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Achtergrond van het geschil
1.1
Een landbouwer kan geldelijke steun of bijstand (subsidies) ontvangen uit het Europese Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Onderdeel van het GLB zijn betalingsrechten die aan een landbouwer zijn toegekend. De landbouwer moet de jaarlijkse uitbetaling van de betalingsrechten aanvragen met de Gecombineerde opgave. De Gecombineerde opgave moet in 2021 uiterlijk op 17 mei 2021 bij verweerder zijn ingediend, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Wordt de uiterste indieningsdatum met meer dan 25 kalenderdagen overschreden, dan moet verweerder de aanvraag afwijzen en mag geen steun of bijstand aan de landbouwer worden verleend. Het gevolg van een te late indiening van de Gecombineerde opgave is geregeld in artikel 13, eerste lid, van Verordening 640/2014.
1.2
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten en standpunten van partijen
2. Appellant heeft het bedrijf van zijn ouders overgenomen en in 2021 voor het eerst de Gecombineerde opgave ingediend. Appellant heeft hierin gevraagd om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling en de extra betaling voor jonge landbouwers. Uit het elektronisch systeem van verweerder blijkt dat appellant in de Gecombineerde opgave bezig is geweest op 26 april, 6 mei en 11 mei 2021, dat de Gecombineerde opgave na 11 mei 2021 niet meer is gewijzigd en dat de Gecombineerde opgave voor het eerst is verstuurd en ondertekend met eHerkenning op 10 augustus 2021.
3. Verweerder heeft de aanvraag van appellant afgewezen omdat hij de aanvraag te laat heeft ontvangen. De aanvraag had uiterlijk 17 mei 2021 bij verweerder moeten zijn ingediend. Appellant heeft de Gecombineerde opgave 2021 pas op 10 augustus 2021 ingediend. Volgens verweerder doet hieraan niet af dat appellant op een eerder moment is begonnen met het digitaal invullen van de Gecombineerde opgave. Appellant heeft de Gecombineerde opgave echter toen niet digitaal verzonden. Artikel 13 van Verordening 640/2014 schrijft dwingend en uitputtend voor dat indien de uiterste datum voor indiening van de aanvraag met meer dan 25 kalenderdagen overschreden wordt, de aanvraag niet-ontvankelijk wordt geacht en geen steun of bijstand wordt verleend. Van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding niet aan appellant kan worden toegerekend, is volgens verweerder geen sprake.
4. Appellant voert aan dat hij op 11 mei 2021 zijn aanvraag volledig had ingevuld en met eHerkenning had ondertekend. Daarna lijkt er iets fout te zijn gegaan in het systeem. Appellant verkeerde in de veronderstelling dat de aanvraag is verstuurd en ontvangen door verweerder. Appellant voert verder aan dat verweerder hem een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens het niet doen van de Gecombineerde opgave 2021. Appellant heeft hiertegen een zienswijze ingediend en toegelicht dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de Gecombineerde opgave op 11 mei 2021 door verweerder was ontvangen. Verweerder heeft daarna de last onder dwangsom ingetrokken. Appellant meent dat verweerder vanwege dezelfde feiten ook de Gecombineerde opgave als tijdige aanvraag had moeten of kunnen accepteren.
Beoordeling
5. Het College is van oordeel dat verweerder de aanvraag van appellant voor uitbetaling van de basisbetaling, de vergroeningsbetaling en de betaling voor jonge landbouwers terecht heeft afgewezen.
5.1
De uiterste datum voor het indienen van een aanvraag om uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2021 was 17 mei 2021. Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden wordt bij de indiening van een aanvraag na die uiterste datum een verlaging per werkdag toegepast op de bedragen waarop de begunstigde recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend. Wordt de termijn met meer dan 25 kalenderdagen overschreden, dan wordt de aanvraag niet-ontvankelijk geacht en wordt aan de begunstigde geen steun verleend (artikel 13, eerste lid, van Verordening 640/2014).
5.2
Op grond van artikel 2:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt. Het is de verantwoordelijkheid van appellant, als aanvrager van uitbetaling van zijn betalingsrechten, om zijn aanvraag tijdig in te dienen. Een aanvraag als de onderhavige is slechts tijdig ingediend indien zij vóór de afloop van de termijn door de bevoegde instantie is ontvangen (zie de uitspraak van het College van 8 februari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:74).
5.3
Naar het oordeel van het College moet ervan worden uitgegaan dat appellant de aanvraag pas op 10 augustus 2021 heeft verzonden en daarmee is de aanvraag te laat ingediend. Verweerder heeft verklaard dat zijn systeem voor gegevensverwerking op 11 mei 2021 geen Gecombineerde opgave van appellant heeft ontvangen. Dit wordt bevestigd door het feit dat het elektronisch systeem van verweerder op die datum geen ontvangstbevestiging aan appellant heeft verzonden. Verweerder leidt hieruit af dat op 11 mei 2021 geen digitale verzending van die aanvraag naar verweerder heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hem na onderzoek niet gebleken is dat zich op 11 mei 2021 storingen of fouten in het elektronisch systeem van verweerder hebben voorgedaan. Dat de door de appellant digitaal ingevulde aanvraag als conceptaanvraag in het systeem van verweerder staat geregistreerd, betekent niet dat de digitale aanvraag is verstuurd naar en ontvangen door verweerder, omdat voor het ondertekenen en versturen van een digitale aanvraag als hier aan de orde ondertekening met eHerkenning en elektronische verzending nodig zijn. Dat appellant dit heeft gedaan, heeft hij niet aannemelijk gemaakt.
5.4
Naar het oordeel van het College heeft verweerder terecht geen redenen gezien om de aanvraag op grond van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden alsnog ontvankelijk te achten. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (zie bijvoorbeeld het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister, C-210/00 (ECLI:EU:C:2002:440), punt 79) moet het begrip “overmacht” inzake landbouwverordeningen zo worden uitgelegd, dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden. Het College is van oordeel dat niet is gebleken dat zich dergelijke omstandigheden hebben voorgedaan. Na het indienen van een Gecombineerde opgave ontvangt de aanvrager, indien dit goed is verlopen, een ontvangstbevestiging. Het had op de weg van appellant gelegen om, gelet op zijn verantwoordelijkheid als aanvrager van de uitbetaling van de basis- en de vergroenings-betaling, na te gaan of hij een ontvangstbevestiging had ontvangen dan wel om bij het uitblijven daarvan bij verweerder te informeren of de aanvraag op 11 mei 2017 in goede orde was ontvangen.
5.5
Dat verweerder op basis van dezelfde feiten en omstandigheden de voorgenomen dwangsom heeft ingetrokken, brengt het College niet tot een ander oordeel. In artikel 13 van Verordening 640/2014 is dwingend voorgeschreven dat verweerder de aanvraag moet afwijzen en geen steun of bijstand aan de landbouwer mag worden verleend wanneer de uiterste indieningsdatum met meer dan 25 kalenderdagen wordt overschreden. De dwangsom is gebaseerd op andere wetgeving. Als gebruiker van landbouwgrond is appellant verplicht om gegevens te leveren over zijn percelen en dient hij deze gegevens door te geven met de Gecombineerde opgave.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. A. Graefe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023.
w.g. T. Pavićević w.g. A. Graefe

Bijlage

Gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (Verordening 640/2014)
Artikel 11

Verzamelaanvraag

De verzamelaanvraag omvat ten minste de in artikel 72, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde aanvraag voor rechtstreekse betalingen in het kader van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling en andere areaalgebonden steunregelingen.
Artikel 12

Afwijking van de uiterste datum van indiening

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad wordt, indien de uiterste datum voor de indiening van een steunaanvraag, een bijstandsaanvraag, een betalingsaanvraag of een andere verklaring of van bewijsstukken of contracten, of indien de uiterste datum voor wijzigingen in de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag op een officiële feestdag, op een zaterdag of op een zondag valt, die uiterste datum geacht op de eerstvolgende werkdag te vallen.
De eerste alinea is ook van toepassing op de in artikel 13, lid 1, derde alinea, bedoelde laatst mogelijke datum voor een te late indiening en op de in artikel 14, tweede alinea, bedoelde laatst mogelijke datum voor de indiening door een begunstigde van een aanvraag voor de toewijzing van betalingsrechten of voor een verhoging van de waarde ervan.
Artikel 13

Te late indiening

1. Behoudens overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 4, wordt bij indiening van een steunaanvraag of een betalingsaanvraag in het kader van de onderhavige verordening na de uiterste datum voor een dergelijke indiening zoals vastgesteld door de Commissie op basis van artikel 78, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013, een verlaging met 1 % per werkdag toegepast op de bedragen waarop de begunstigde recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
(…)
Wordt de termijn met meer dan 25 kalenderdagen overschreden, dan wordt de aanvraag niet-ontvankelijk geacht en wordt geen steun of bijstand aan de begunstigde verleend.
(…)

Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

Artikel 4.2 Verzamelaanvraag

1. De landbouwer die aanspraak maakt op rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, maakt voor de aanvraag van betalingsrechten alsmede de activering van betalingsrechten en de aanvraag van betalingen gebruik van de verzamelaanvraag.
2. De verzamelaanvraag wordt volledig en naar waarheid door de landbouwer ingevuld, ondertekend en gedagtekend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.
3. Behoudens de toepassing van artikel 12, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014 wordt de verzamelaanvraag in de periode van 1 maart tot en met 15 mei ingediend bij de minister.
(…)

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 2:17

1. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
2. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.