1.2Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt het College in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beoordeling spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hoewel een (nieuwe) aanval door een wolf op de schapen van de schapenhouder als een onzekere toekomstige gebeurtenis moet worden beschouwd, op dit moment in het mogelijke risico op een dergelijke aanval een voldoende spoedeisend belang is gelegen bij de gevraagde voorziening.
Standpunt van de stichting
3. De stichting voert aan dat de schapenhouder handelt in strijd met artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren (Bhd), omdat hij nalaat zijn schapen afdoende bescherming te bieden tegen aanvallen van wolven. Zijn schapen zijn de afgelopen jaren een aantal maal door een wolf aangevallen, waarbij in totaal 36 schapen zijn gedood. Daarnaast is een aantal schapen bij deze aanvallen zo ernstig gewond geraakt, dat deze dieren door een dierenarts moesten worden afgemaakt. Ondanks dat de schapenhouder een wolfwerend raster heeft laten plaatsen hebben ook daarna nog aanvallen op zijn schapen plaatsgevonden. De stichting verzoekt de voorzieningenrechter daarom de minister op te dragen handhavend op te treden tegen de schapenhouder.
Standpunt van de minister
4. De minister heeft het handhavingsverzoek afgewezen. Hij heeft er op gewezen dat de wolf zich pas relatief recent opnieuw heeft gevestigd in Nederland. Nederland bevindt zich momenteel in een transitiefase in relatie tot de wolf. Tijdens deze fase acht de minister nog geen wettelijke verplichting tot bescherming tegen de wolf aanwezig. Momenteel wordt nog geanalyseerd hoe de verplichting rond de bescherming tegen wolven concreet zal moeten worden ingevuld. De minister acht daarom dierenhouders die thans nog niet alle bestaande wolfwerende maatregelen genomen hebben niet in overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Bhd. Ook indien wel sprake zou zijn van een overtreding, moet het - alvorens tot handhaving kan worden overgegaan – eerst duidelijk zijn welke maatregelen effectief werken tegen de aanvallen van wolven. Zonder die duidelijkheid is het immers niet mogelijk in een aanschrijving concreet aan te geven hoe een dierenhouder aan de aanschrijving kan voldoen. Volgens de minister is thans nog onvoldoende duidelijk welke beschermingsmaatregelen tegen de wolf van veehouders verlangd kunnen worden.
Standpunt van de schapenhouder
5. De schapenhouder stelt zich op het standpunt dat hij binnen de kaders van de huidige regelgeving alles heeft gedaan wat in zijn vermogen ligt om de schapen maximaal te beschermen. Sterker nog, hij heeft zelfs meer gedaan dan veel andere veehouders. Zo heeft hij voor al zijn percelen (mobiele) wolfwerende rasters aangeschaft. Van overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Bhd kan daarom geen sprake zijn.