ECLI:NL:CBB:2023:700
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie TVL voor kapsalon na verkoop bedrijfsauto
In deze zaak heeft de kapsalon beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 is vastgesteld op € 0,-. De minister had eerder een voorschot van € 1.626,01 teruggevorderd. De kapsalon was van mening dat de omzet in het subsidiekwartaal niet correct was vastgesteld, omdat de verkoop van een bedrijfsauto was meegerekend. De kapsalon stelde dat deze eenmalige verkoop niet representatief was voor de omzet uit kapperswerkzaamheden.
Tijdens de zitting op 14 september 2023 werd het standpunt van de kapsalon toegelicht door een vertegenwoordiger. De minister werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron en mr. N.J. Mathura. De kapsalon verwees naar een FAQ op de website van de NBA, waarin stond dat desinvesteringen niet zouden worden meegerekend in de omzet. Het College oordeelde echter dat de kapsalon niet gerechtvaardigd op het vertrouwensbeginsel kon terugvallen, omdat zij pas na het indienen van het bezwaarschrift op de hoogte was geraakt van de FAQ. Het College concludeerde dat de minister de inkomsten uit de verkoop van de bedrijfsauto terecht had meegerekend bij de omzet in het subsidiekwartaal.
De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, waardoor de TVL-subsidie voor de kapsalon op € 0,- bleef staan. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.