ECLI:NL:CBB:2023:700

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/1628
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling subsidie TVL voor kapsalon na verkoop bedrijfsauto

In deze zaak heeft de kapsalon beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 is vastgesteld op € 0,-. De minister had eerder een voorschot van € 1.626,01 teruggevorderd. De kapsalon was van mening dat de omzet in het subsidiekwartaal niet correct was vastgesteld, omdat de verkoop van een bedrijfsauto was meegerekend. De kapsalon stelde dat deze eenmalige verkoop niet representatief was voor de omzet uit kapperswerkzaamheden.

Tijdens de zitting op 14 september 2023 werd het standpunt van de kapsalon toegelicht door een vertegenwoordiger. De minister werd vertegenwoordigd door mr. S.M. Piron en mr. N.J. Mathura. De kapsalon verwees naar een FAQ op de website van de NBA, waarin stond dat desinvesteringen niet zouden worden meegerekend in de omzet. Het College oordeelde echter dat de kapsalon niet gerechtvaardigd op het vertrouwensbeginsel kon terugvallen, omdat zij pas na het indienen van het bezwaarschrift op de hoogte was geraakt van de FAQ. Het College concludeerde dat de minister de inkomsten uit de verkoop van de bedrijfsauto terecht had meegerekend bij de omzet in het subsidiekwartaal.

De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, waardoor de TVL-subsidie voor de kapsalon op € 0,- bleef staan. De minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2]te [plaats] (de kapsalon)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

Procesverloop

Met het besluit van 14 juni 2021 (het vaststellingsbesluit) heeft de minister de subsidie van de kapsalon op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 1.626,01 teruggevorderd.
Met de beslissing op bezwaar van 24 juni 2022 heeft de minister het bezwaar van de kapsalon ongegrond verklaard.
De kapsalon heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 14 september 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen namens de kapsalon [naam 3] en namens de minister mr. S.M. Piron en mr. N.J. Mathura.
Het College heeft op 18 september 2023 een brief van de kapsalon ontvangen, met daarin een nadere toelichting op de ingenomen standpunten. Het College heeft in deze brief geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1. De hoogte van de TVL-subsidie waar een onderneming aanspraak op kan maken is afhankelijk van het omzetverlies in het subsidiekwartaal (het vierde kwartaal van 2020) ten opzichte van de omzet in de referentieperiode (het vierde kwartaal van 2019). Deze zaak draait om de hoogte van de omzet in het subsidiekwartaal.
2 De kapsalon vindt dat de minister de omzet in het subsidiekwartaal niet juist heeft vastgesteld. Daarin is ook omzet meegerekend die niet voortkomt uit kapperswerkzaamheden, maar uit de inruil van een bedrijfsvoertuig. De kapsalon vindt dat die eenmalige verkoop niet meegerekend mag worden, want die omzet is niet representatief.
3 In de TVL-regeling is als uitgangspunt bepaald dat voor de bepaling van de omzet gekeken wordt naar de aangifte omzetbelasting. [1] De uitzondering voor ondernemingen die niet over hun hele omzet omzetbelasting betalen is niet van toepassing. De kapsalon heeft de verkoop van de auto opgegeven voor de omzetbelasting. Daarom telt die omzet ook mee voor de TVL, ook al komt die omzet niet voort uit kapperswerkzaamheden.
4 De kapsalon heeft ook gewezen op een FAQ over de TVL die op de website van de NBA (de beroepsorganisatie van accountants) heeft gestaan. Daarin stond dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij de uitvoering van de TVL desinvesteringen niet zou meenemen in de omzet. De kapsalon vindt dat de minister zich moet houden aan die toezegging en dat hij niet zomaar zijn standpunt mag wijzigen. Daarom mag de verkoop van de bedrijfsauto volgens de onderneming toch niet meegenomen worden in de omzet.
5 De FAQ waar de kapsalon naar verwijst stond van 5 februari 2021 tot en met 16 november 2021 op de website van de NBA. In een uitspraak van 18 oktober 2022 [2] heeft het College geoordeeld dat de antwoorden uit die FAQ afkomstig waren van een medewerker van de RVO en dat sprake is van een toezegging die aan de minister toe te rekenen is.
6 De toezegging in de FAQ heeft op een openbaar toegankelijke website gestaan en was dus voor iedere onderneming zichtbaar. Maar dat betekent nog niet dat iedere onderneming er ook aanspraak op kan maken dat de minister zich in haar specifieke geval aan deze toezegging moet houden. Daarvoor moet een onderneming een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel doen.
7 Het College oordeelt dat de kapsalon er op basis van de FAQ niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de verkoop van de bedrijfsauto buiten de omzet zou blijven. De kapsalon heeft tijdens de hoorzitting over het vaststellingsbesluit voor het eerst naar de FAQ verwezen. Op de zitting is duidelijk geworden dat de kapsalon pas na het indienen van het bezwaarschrift tegen het vaststellingsbesluit op de hoogte is geraakt van de informatie uit de FAQ en die heeft ingebracht om zijn standpunt kracht bij te zetten. Uit het moment waarop de kapsalon kennis nam van de FAQ blijkt dat de kapsalon zijn handelen niet heeft gebaseerd op de toezegging op de website. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
8 De minister heeft de inkomsten uit de verkoop van de bedrijfsauto terecht meegerekend bij de omzet in het subsidiekwartaal.
9 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de TVL-subsidie van de kapsalon voor het vierde kwartaal van 2020 €0,- blijft. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van I.E. van de Geest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.
w.g. M. van der Knijff De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1.2, vijfde lid, van de TVL.