ECLI:NL:CBB:2024:210

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23/65
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbinding onderneming en beëindiging liquidatie

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in het kader van een beroep dat was ingesteld door een onderneming tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had bezwaar gemaakt tegen het vaststellingsbesluit van 10 oktober 2022, waarin de subsidie voor de periode Q4 van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) was vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 2.955,56 werd teruggevorderd. Het bestreden besluit van 18 november 2022 verklaarde het bezwaar van de onderneming ongegrond.

Tijdens de zitting op 4 maart 2024 werd duidelijk dat de onderneming op 1 februari 2023 was ontbonden en uit het Handelsregister was geschrapt. Dit leidde tot de conclusie dat de onderneming op het moment van ontbinding geen baten meer had en derhalve was opgehouden te bestaan. Het College overwoog dat er geen verzoek tot heropening van de vereffening was gedaan, wat van belang was voor de voortzetting van het beroep. Aangezien de onderneming na ontbinding niet meer bestond, was het belang bij de voortzetting van het beroep komen te vervallen.

Het College verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Er werd ook geen proceskostenvergoeding toegekend. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Slierendrecht, en werd openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/65

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: A.M.D. Dijkstra en mr. T. Khidous).

Procesverloop

Met het besluit van 10 oktober 2022 (het vaststellingsbesluit) heeft de minister de subsidie voor de periode Q4 van 2021 op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 2.955,56 teruggevorderd.
Met het besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 maart 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. Het College overweegt ambtshalve als volgt. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (Handelsregister) blijkt dat de onderneming op 1 februari 2023 is ontbonden door een besluit van de algemene vergadering als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). De liquidatie is op 1 februari 2023 beëindigd. Ook is de onderneming per 1 februari 2023 uit het Handelsregister uitgeschreven met de opmerking ‘geen bekende baten meer aanwezig bij rechtspersoon’.
2 Aangezien de onderneming op het tijdstip van ontbinding geen baten meer had, is de onderneming ingevolge artikel 2:19, vierde lid, van het BW op dat moment opgehouden te bestaan. Niet gebleken is dat een verzoek tot heropening van de vereffening op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW is gedaan, ook niet in verband met de onderhavige procedure. Omdat de onderneming na ontbinding niet meer is blijven voortbestaan, is het belang bij de voortzetting van het beroep komen te vervallen. Het beroep moet daarom nietontvankelijk worden verklaard. Dat betekent dat het College het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.
w.g. M. van Duuren w.g. A.M. Slierendrecht