ECLI:NL:CBB:2024:299
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven wordt het verzoek van een onderneming om een immateriële schadevergoeding afgewezen. De onderneming had verzocht om schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsprocedure. De zaak werd behandeld zonder zitting, omdat beide partijen aangaven dat een zitting niet nodig was. De onderneming had eerder op 9 januari 2024 het beroep ingetrokken, maar handhaafde wel het verzoek om schadevergoeding. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wees het verzoek af, stellende dat de lange duur van de procedure voornamelijk te wijten was aan de onderneming zelf, die om aanhouding had verzocht. Het College oordeelde dat de lange duur van de procedure niet aan de minister of het College kon worden tegengeworpen, aangezien de procedure samenhing met andere zaken die al in behandeling waren. De minister had eerder al een schadevergoeding toegekend in een andere procedure, wat volgens het College de spanning en frustratie van de onderneming had verholpen. Het College concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen en wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van griffier E.A. van der Meel, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2024.