ECLI:NL:CBB:2024:300
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen herberekening van betalingsrechten voor landbouwpercelen op basis van feitelijk gebruik
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 april 2024, wordt het beroep van de V.O.F. tegen de herberekening van de betalingsrechten voor de percelen 17 en 18 voor het jaar 2018 behandeld. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had eerder besloten dat de V.O.F. geen recht had op uitbetaling voor deze percelen, omdat zij deze percelen op de peildatum van 15 mei 2018 niet feitelijk in gebruik had. De minister baseerde zijn besluit op een controle door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), waaruit bleek dat de percelen feitelijk in gebruik waren bij een andere entiteit, de B.V., die ook de landbouwactiviteiten uitvoerde en de opbrengsten ontving.
De V.O.F. voerde aan dat zij eigenaar was van de percelen en dat zij deze samen met de B.V. bewerkte op basis van een samenwerkingsovereenkomst. De V.O.F. stelde dat zij de beschikkingsmacht en het risico van de bewerking van de percelen had behouden, ondanks dat de B.V. de feitelijke werkzaamheden uitvoerde. Het College oordeelde echter dat de V.O.F. niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij op de peildatum het feitelijke gebruik van de percelen had. De mondelinge afspraken en de overgelegde verklaringen werden door het College niet als voldoende onderbouwing gezien.
Uiteindelijk concludeerde het College dat de minister terecht had geoordeeld dat de V.O.F. op 15 mei 2018 geen recht had op uitbetaling voor de percelen 17 en 18, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van feitelijk gebruik en de autonomie van de landbouwer bij de activering van betalingsrechten onder de Europese regelgeving.