ECLI:NL:CBB:2024:503
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op basis van omzetverlies
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 23 juli 2024, zaaknummer 23/82, staat de beoordeling van een beroep centraal dat is ingesteld door een onderneming tegen een besluit van de minister van Economische Zaken. De minister had op 19 oktober 2021 een vaststellingsbesluit genomen waarin de subsidie voor de periode oktober tot en met december 2020 (Q4 2020) op € 0,- was vastgesteld, en het betaalde voorschot van € 4.708,- werd teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de aangiften omzetbelasting van de onderneming, waaruit bleek dat deze niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies.
De onderneming betwistte de juistheid van de aangiften en voerde aan dat een factuur van € 210.000,- niet tot de omzet van Q4 2020 behoorde, maar tot Q1 2021. De minister stelde echter dat hij verplicht was om uit te gaan van de aangiften omzetbelasting en dat de onderneming onvoldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. Tijdens de zitting op 22 april 2024 werd duidelijk dat de onderneming geen concrete vergelijkbare gevallen kon aandragen om haar beroep op het gelijkheidsbeginsel te onderbouwen.
Het College oordeelde dat de minister terecht was uitgegaan van de aangiften omzetbelasting en dat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.