ECLI:NL:CBB:2024:937

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/811 en 24/970
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking plantenpaspoorten en afkeuring export bomen naar VK

Op 19 december 2024 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 24/811 en 24/970, waarbij een verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De onderneming, een boomkwekerij die bomen exporteert naar het Verenigd Koninkrijk, had Naktuinbouw verzocht om de jaarlijkse administratieve controle en veldinspectie uit te voeren in verband met de afgifte van plantenpaspoorten. Naktuinbouw had echter op 7 november 2024 de machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten met onmiddellijke ingang ingetrokken, omdat de onderneming geen volledige en tijdige aangifte van haar productie had gedaan. Dit leidde tot een inspectierapport waarin zeven bomen voor export naar het VK werden afgekeurd. De onderneming maakte bezwaar tegen deze besluiten en vroeg om voorlopige voorzieningen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening in zaak 24/811 niet-ontvankelijk was, omdat de onderneming niet had aangetoond dat het verzoek gerelateerd was aan een besluit. In zaak 24/970 werd het verzoek afgewezen, omdat de onderneming geen spoedeisend belang had bij de intrekking van de machtiging, aangezien deze al was geschorst. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de machtiging en de afkeuring van de export niet onrechtmatig waren, en dat de onderneming niet had aangetoond dat zij in een onomkeerbare situatie zou komen door de weigering van het exportcertificaat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van connexiteit tussen verzoeken om voorlopige voorzieningen en de aan hen ten grondslag liggende besluiten.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/811 en 24/970
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2024 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming),

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw (Naktuinbouw)

(gemachtigden: mr. M. van der Ven en mr. R.G.J. Broenink).

Procesverloop

De onderneming heeft de voorzieningenrechter verzocht Naktuinbouw op te dragen de jaarlijkse administratieve controle en veldinspectie uit te voeren in verband met de afgifte van plantenpaspoorten (zaaknummer 24/811).
Met het besluit van 7 november 2024 (intrekkingsbesluit) heeft Naktuinbouw de aan de onderneming verleende machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten met onmiddellijke ingang ingetrokken.
Op 12 november 2024 heeft Naktuinbouw een inspectierapport uitgebracht waarin zeven bomen zijn afgekeurd voor export naar het Verenigd Koninkrijk (VK) (afkeuring export).
De onderneming heeft tegen het intrekkingsbesluit en de afkeuring van de export bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen (zaaknummer 24/970).
Met het besluit van 18 november 2024 (bestreden besluit) heeft de Naktuinbouw de bezwaren van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft partijen schriftelijk vragen gesteld waarop partijen hebben gereageerd.
De zitting was op 9 december 2024. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1. De onderneming heeft een boomkwekerij. De onderneming exporteert onder meer bomen naar het Verenigd Koninkrijk.
2 Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
3 Het verzoek om voorlopige voorziening in zaak 24/970 is ingediend hangende het bezwaar tegen het intrekkingsbesluit en de afkeuring export. Naktuinbouw heeft met het bestreden besluit op de bezwaren van de onderneming beslist voordat de zitting over het verzoek om voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden. De onderneming heeft bij het College beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij het College.
Zaak 24/811
4 De onderneming heeft de voorzieningenrechter verzocht Naktuinbouw op te dragen de jaarlijkse administratieve controle en veldinspectie uit te voeren in verband met de afgifte van plantenpaspoorten. De onderneming heeft echter niet duidelijk gemaakt aan welk besluit dit verzoek is gerelateerd. Dit betekent dat niet is voldaan aan het vereiste van connexiteit van artikel 8:81 van de Awb tussen het verzoek om voorlopige voorziening en een bezwaar- of beroepsprocedure tegen een besluit. Het verzoek in zaak 24/811 is daarom niet-ontvankelijk.
Zaak 24/970
Standpunten van partijen
5 Naktuinbouw heeft de bezwaren van de onderneming tegen het intrekkingsbesluit en de afkeuring export ongegrond verklaard. Naktuinbouw is overgegaan tot intrekking van de machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten, omdat de onderneming geen complete en tijdige aangifte van haar productie heeft gedaan. De onderneming heeft slechts 4 ha van de naar schatting 100 ha opgegeven. Naktuinbouw kan daarom niet nagaan of de voorschriften worden nageleefd van artikel 85 van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten (Verordening 2016/2031). Omdat de onderneming bewust plantmateriaal aan het toezicht van Naktuinbouw onttrekt en Naktuinbouw geen aanwijzingen heeft dat de onderneming haar gedrag zal verbeteren, ziet Naktuinbouw zich genoodzaakt de machtiging met onmiddellijke ingang in te trekken.
Over de afkeuring export heeft Naktuinbouw opgemerkt dat zij niet kan beoordelen of de bomen aan de importeisen van het VK voldoen. Omdat de onderneming Naktuinbouw niet op de hoogte heeft gebracht van de productie en de plaats waar de productie plaatsvindt, kan onder meer de vereiste veldkeuring niet plaatsvinden.
6 Volgens de onderneming is het intrekkingsbesluit onrechtmatig, omdat de regeling over de plantenpaspoorten geen verplichting tot melding van de percelen kent. Wat betreft de afkeuring voert de onderneming aan dat de betreffende partij bomen niet voldoet aan “de basisnorm”, maar dat onduidelijk is wat Naktuinbouw hieronder verstaat. De onderneming stelt dat de bomen voldoen aan alle basisnormen.

Intrekking machtiging

7 De voorzieningenrechter stelt vast dat de onderneming bij het College meerdere beroepsprocedures heeft lopen tegen door Naktuinbouw genomen besluiten over van elkaar verschillende onderwerpen. Een van deze procedures (nummer 23/186) gaat over het besluit van Naktuinbouw van 23 december 2022, waarbij het bezwaar van de onderneming tegen het besluit van 20 december 2022 tot intrekking van de aan haar verleende machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten ongegrond is verklaard. In alle zaken speelt het principiële verschil van mening tussen partijen over de opgave van materiaal die de onderneming moet doen bij Naktuinbouw.
8 Bij uitspraak van 9 februari 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:72) heeft de voorzieningenrechter zowel genoemd besluit op bezwaar van 23 december 2022 als het besluit van 20 december 2022 geschorst tot zes weken na de uitspraak op het beroep tegen het besluit van 23 december 2022. Omdat het thans bestreden besluit voor zover dit de intrekking van de machtiging betreft, en het intrekkingsbesluit van 7 november 2024 dezelfde strekking hebben als de besluiten van 23 december 2022 en het besluit van 20 december 2022, strekt de door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing zich mede uit tot genoemd onderdeel van het bestreden besluit en het intrekkingsbesluit (vergelijk de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:31)).
9 Omdat de huidige intrekking van de machtiging al is geschorst, heeft de onderneming bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening wat betreft de intrekking van de machtiging geen spoedeisend belang. Het verzoek om voorlopige voorziening moet daarom in zoverre worden afgewezen.
10.1
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende over het intrekkingsbesluit
10.2
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft Naktuinbouw onvoldoende onderbouwd dat de machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten met onmiddellijke ingang kan worden ingetrokken op grond van artikel 92, derde lid, van Verordening 2016/2031. Op grond van deze bepaling kan de bevoegde autoriteit – in dit geval Naktuinbouw – de machtiging onmiddellijk intrekken, indien de bevoegde autoriteit overeenkomstig het tweede lid andere maatregelen dan de intrekking tot het afgeven van plantenpaspoorten heeft genomen, maar de niet-naleving van artikel 85 toch voortduurt. Naktuinbouw heeft aan de intrekking de niet-naleving van artikel 85 van Verordening 2016/2031 ten grondslag gelegd, maar zij heeft geen overtreding van één van de in dat artikel opgenomen voorschriften en de voortduring daarvan vastgesteld. In artikel 85 van Verordening 2016/2031 zijn immers geen voorschriften opgenomen over de opgave van de productie. Anders dan Naktuinbouw lijkt te betogen, kan het niet kunnen controleren van de naleving niet gelijk worden gesteld aan een niet-naleving van artikel 85 van Verordening 2016/2031. De gestelde niet-naleving van de verplichtingen uit Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen en artikel 66, tweede lid, aanhef en onder d, van Verordening 2016/2031 kan evenmin dienen als grond voor de intrekking van de machtiging, omdat deze bepalingen niet zijn genoemd in artikel 92 van Verordening 2016/2031. Desgevraagd heeft Naktuinbouw ook ter zitting geen andere bepalingen uit Verordening 2016/2031 kunnen aanwijzen op grond waarvan Naktuinbouw bevoegd zou kunnen zijn de machtiging op grond van artikel 92 van Verordening 2016/2031 in te trekken.
Afkeuring export
11.1
Uit de motivering van het bestreden besluit wat betreft de afkeuring van de export van zeven bomen naar het VK blijkt dat Naktuinbouw de afkeuring ziet als een besluit tot weigering van een fytosanitair exportcertificaat als bedoeld in artikel 100 van Verordening 2016/2031.
11.2
Bij de beoordeling van het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat het bestreden besluit alleen gaat over de afkeuring van de export van een partij bomen naar het VK en niet mede over de weigering van een exportcertificaat voor de uitvoer van bomen of planten naar andere landen buiten de Europese Unie (EU). De beoordeling van de rechtmatigheid van de weigering van een exportcertificaat ten behoeve van de uitvoer naar een ander land buiten de EU kan in deze procedure dus niet aan de orde komen.
11.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de onderneming niet aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
11.4
Gebleken is dat de order voor de levering van de partij van zeven bomen inmiddels is afgezegd door de afnemer. Hierdoor is onzeker of het eventueel treffen van een voorlopige voorziening er nog toe kan leiden dat deze partij op korte termijn kan worden uitgevoerd naar het VK. Voor zover het spoedeisend belang in verband met het niet doorgaan van deze export een financieel karakter heeft, is dat op zichzelf geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het staat de onderneming immers vrij financiële compensatie van Naktuinbouw te vorderen, wanneer het bestreden besluit wat betreft de afkeuring van de export onrechtmatig blijkt te zijn. Een spoedeisend belang zou wel aanwezig kunnen zijn als de onderneming aannemelijk maakt dat zij in een onomkeerbare situatie zal komen te verkeren, maar de onderneming heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij door de weigering van een exportcertificaat in een financiële noodsituatie terecht zal komen. De onderneming heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat een dergelijke noodsituatie in beeld is met het oog op de weigering van toekomstige exportcertificaten voor uitvoer naar het VK om dezelfde reden als die hier aan de orde is. De onderneming heeft op zitting desgevraagd verklaard dat het aandeel export naar landen buiten de EU ongeveer 5 % bedraagt en dat de onderneming niet op korte termijn in financiële problemen raakt als zij niet mag exporteren naar het VK. Voor zover de intrekking van de machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten en het daaraan ten grondslag liggende principiële geschil van opvatting over de opgave van het materiaal hierbij nog van belang is, verwijst de voorzieningenrechter naar wat hij hiervoor heeft overwogen over deze intrekking.
11.5
Hieruit volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening wat betreft de afkeuring van de export moet worden afgewezen.
Slotsom
12 Het verzoek om voorlopige voorziening in zaak 24/811 zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek in zaak 24/970 zal worden afgewezen.
13 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening in zaak 24/811 niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening in zaak 24/970 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. I.C. Hof
Afschrift verzonden aan partijen op: