In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 maart 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van ADM Europoort B.V. (hierna: ADM) tegen een handhavingsbesluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had ADM een last onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen van de hygiënevoorschriften zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 183/2005 en de Wet dieren. ADM had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij de voorzieningenrechter eerder op 31 januari 2025 een ordemaatregel had getroffen die het handhavingsbesluit schorste.
Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft ADM betwist dat er sprake was van overtredingen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de bedrijfsruimten en uitrusting van ADM niet voldeden aan de wettelijke eisen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er voldoende spoedeisend belang was voor de minister om handhavend op te treden en dat de opgelegde maatregel niet onevenredig was in verhouding tot het te dienen doel van voedsel- en voederveiligheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de eerder opgelegde ordemaatregel opgeheven, zonder aanleiding te zien om de begunstigingstermijn te verlengen, aangezien ADM al geruime tijd op de hoogte was van de tekortkomingen en niet voldoende actie had ondernomen om deze te verhelpen.