ECLI:NL:CBB:2025:219

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
23/902
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitbetaling basis- en vergroeningsbetaling GLB aan vennootschap wegens onjuiste inschrijving in handelsregister

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam 1] en de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De vennootschap had op 21 april 2022 een aanvraag ingediend voor uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022 op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De minister heeft deze aanvraag op 15 december 2022 afgewezen, omdat de vennootschap op de peildatum van 15 mei 2022 niet als actieve landbouwer was ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). De vennootschap stond ingeschreven met een niet-landbouwactiviteit, wat in strijd was met de vereisten voor rechtstreekse betalingen.

De vennootschap heeft in beroep aangevoerd dat de KvK haar foutief had geregistreerd, maar het College oordeelde dat de vennootschap zelf verantwoordelijk is voor een correcte inschrijving. De vennootschap had op 2 juni 2022 haar inschrijving gecorrigeerd, maar dit was na de peildatum en kon niet meer in aanmerking worden genomen. Het College benadrukte dat de vennootschap op de hoogte was van de inschrijvingsvereisten en dat de bereidheid om een accountantsverklaring over te leggen niet meer relevant was, aangezien de termijn voor het indienen van bewijsstukken al was verstreken.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en bevestigd dat de minister de vennootschap terecht niet als actieve landbouwer heeft aangemerkt, waardoor de afwijzing van de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022 gerechtvaardigd was.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [naam 1] , te [woonplaats] (vennootschap)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en mr. J. van Horssen)

Procesverloop

Met het besluit van 15 december 2022 heeft de minister de aanvraag van de vennootschap van 21 april 2022 om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022 op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) afgewezen.
Met het besluit van 10 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard.
De vennootschap heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 14 februari 2025. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1.1
De vennootschap heeft op 16 maart 2022 een Gecombineerde opgave voor het jaar 2022 (GO 2022) ingediend. Op 21 april 2022 heeft de vennootschap een gewijzigde GO 2022 ingediend. In deze opgaven heeft zij verzocht om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022.
1.2
In geschil is of de minister de vennootschap terecht niet heeft aangemerkt als actieve landbouwer en daarom haar verzoek om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022 terecht heeft afgewezen.
2 De minister stelt zich op het standpunt dat de vennootschap niet heeft aangetoond dat zij een actieve landbouwer is. De vennootschap stond namelijk op de peildatum van 15 mei 2022 niet in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) met een hoofdactiviteit landbouw ingeschreven, maar met een niet-landbouwactiviteit.
3 De vennootschap heeft aangevoerd dat de KvK haar foutief in het handelsregister heeft geregistreerd, namelijk met de code van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI-code) 93125 (paardensport en maneges). Dit is op 2 juni 2022 gecorrigeerd. Vanaf die datum staat de vennootschap met SBI-code 01422 (overige vleesveehouderij en zoogkoeienbedrijven) als hoofdactiviteit geregistreerd. Verder heeft de vennootschap aangeboden om zo nodig een accountantsverklaring op te stellen om aan te tonen dat de landbouwactiviteit niet een onaanzienlijk deel uitmaakt van de totale economische activiteiten.
4.1
Het College overweegt als volgt.
4.2
In artikel 9, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013) is bepaald – kort gezegd – dat de lidstaten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria kunnen besluiten dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke personen of rechtspersonen: a) van wie de landbouwactiviteiten slechts een onaanzienlijk deel uitmaken van hun totale economische activiteiten; en/of b) van wie de voornaamste activiteit of ondernemingsdoel niet de uitoefening van een landbouwactiviteit is.
4.3
Om in het jaar 2022 in aanmerking te kunnen komen voor rechtstreekse betalingen moet een landbouwer of diens onderneming uiterlijk op 15 mei 2022, de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag voor 2022, staan ingeschreven in het handelsregister van de KvK onder de vermelding van de verkorte omschrijving van de landbouwactiviteit en de daarbij behorende SBI-code beginnend met de cijfers 011, 012, 013, 014, 015, 016 of 1051, voor zover minimaal 50% van de melk die wordt verwerkt op het eigen melkveebedrijf geproduceerd wordt. Dit is bepaald in artikel 2.3 van de Uitvoeringsregeling.
4.4
Niet in geschil is dat de vennootschap op 15 mei 2022 met SBI-code 93125 (paardensport en maneges) als hoofdactiviteit stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Dat is geen landbouwactiviteit als hiervoor bedoeld in 4.3, zodat de vennootschap niet voldeed aan de gestelde eis. Dat de foutieve inschrijving op 2 juni 2022 is hersteld, maakt dit niet anders, omdat de peildatum voor inschrijving als actieve landbouwer 15 mei 2022 is. Voor zover de vennootschap heeft aangevoerd dat de KvK een fout heeft gemaakt in de registratie, kan dit er niet toe leiden dat van de Uitvoeringsregeling wordt afgeweken. Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 2 maart 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:215), staat voorop dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor de correcte inschrijving van zijn landbouwactiviteiten in het handelsregister. Daarom had de vennootschap zich ervan dienen te vergewissen of de eerder aan de KvK doorgegeven wijzigingen ook daadwerkelijk correct waren doorgevoerd. Dat geldt temeer nu het de vennootschap ten tijde van haar aanvraag duidelijk moet zijn geweest dat zij met de wijze waarop zij was ingeschreven in het handelsregister (nog) niet voldeed aan de voorwaarde van het zijn van actieve landbouwer. De vennootschap is namelijk bij het doen van de aanvraag in de Gecombineerde opgave op 16 maart 2022 erop gewezen dat zij volgens de KvK-gegevens niet met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit stond ingeschreven. Van de vennootschap als professionele marktdeelnemer mag worden verwacht dat zij er vervolgens voor zorgt dat zij tijdig op de juiste wijze in het handelsregister geregistreerd staat.
4.5
Als niet tijdig wordt voldaan aan de eis om met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit ingeschreven te staan, kan een landbouwer toch voor rechtstreekse betalingen in aanmerking komen als hij door middel van een accountantsverklaring over het meest recente belastingjaar aantoont dat de landbouwactiviteiten een niet onaanzienlijk deel uitmaken van de totale economische activiteiten. Dit volgt uit artikel 2.3, derde tot en met vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling. De bewijsstukken ten aanzien van het zijn van een actieve landbouwer moeten bij het indienen van de aanvraag, althans uiterlijk voor het verstrijken van de kortingsperiode, worden overgelegd. Deze termijn moet worden aangemerkt als een fatale termijn (zie de uitspraak van het College van 21 juni 2022, ECLI:NL:CBB:2022:322). Niet in geschil is dat de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag al is verstreken, zodat de bereidheid van de vennootschap om in beroep alsnog een accountantsverklaring over te leggen niet meer kan leiden tot het oordeel dat de vennootschap in het jaar 2022 als actieve landbouwer moet worden aangemerkt. Overigens was de vennootschap bij de indiening van de Gecombineerde opgave van 16 maart 2022 op de hoogte van de mogelijkheid om een accountantsverklaring in te dienen voor 15 mei 2022, om zo aan te tonen dat er wordt voldaan aan de voorwaarde van actieve landbouwer. Zij heeft in deze Gecombineerde opgave deze mogelijkheid aangevinkt. De keuze voor de accountantsverklaring heeft zij in de ingediende Gecombineerde opgave van 21 april 2022 gewijzigd naar een wijziging van de inschrijving bij de KvK.
4.6
Gezien het voorgaande heeft de minister de vennootschap terecht niet aangemerkt als actieve landbouwer en daarom haar verzoek om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het jaar 2022 terecht afgewezen.
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. A.C. van Helvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.
w.g. T. Pavićević w.g. A.C. van Helvoort