9.4Het gebouw van de Stichting waar de koeien tijdelijk worden gehuisvest en waar de veemarkt plaatsvindt, is naar het oordeel van het College aan te merken als een overlaadplaats als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder t, van de Transportverordening. De koeien verblijven nadat ze zijn gelost namelijk enige tijd in het gebouw van de Stichting, waarna ze, na op de veemarkt van de Stichting te zijn aangekocht, op een ander vervoermiddel overgaan. Het gebouw van de Stichting is niet de plaats van vertrek of bestemming als bedoeld in respectievelijk artikel 2, aanhef, onder r en s, van de Transportverordening. De Stichting faciliteert het overladen van de koeien. De Stichting laat de koeien overladen. Daarmee is de Stichting als pleger en daarmee als overtreder van artikel 3, aanhef en onder b, van de Transportverordening aan te merken.
10 De hogerberoepsgrond slaagt niet. De rechtbank heeft gelet op het bovenstaande terecht geconcludeerd dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de Stichting artikel 3, aanhef en onder b, van de Transportverordening heeft overtreden, zodat de minister ter zake bevoegd was aan de Stichting een boete op te leggen.
Artikel 9, eerste lid, in samenhang bezien met bijlage I, hoofdstuk I, § 1 en § 2, onder aanhef, van de Transportverordening
Standpunt van de Stichting
11 De Stichting heeft, eerst op de zitting in hoger beroep, betoogd dat zij niet als verzamelcentrum als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Transportverordening is aan te merken en dus niet als overtreder van artikel 9, eerste lid, in samenhang bezien met bijlage I, hoofdstuk I, § 1 en § 2, onder aanhef, van de Transportverordening. Haar veemarkt is geen markt waar dieren worden samengebracht om een partij dieren te vormen. Dat is wel vereist om als verzamelcentrum in bedoelde zin te kunnen worden aangemerkt. Anders dan een verzamelcentrum heeft de Stichting tot doel vee te verhandelen en te komen tot een transparante prijsvorming. Op de veemarkt zijn ook, anders dan bij een verzamelcentrum, verschillende verkopers en inkopers van dieren aanwezig. Een eigenaar van een verzamelcentrum is vaak ook de inkoper van de dieren zonder transparante prijsvorming en zonder concurrentie. Bij een verzamelcentrum is selectie het hoofddoel. Dieren worden ingedeeld in groepen die qua kenmerken op elkaar lijken. Dat is ook wat afnemers van deze dieren vragen. Zij vragen om uniforme koppels. Anders dan een verzamelcentrum heeft de Stichting ook geen zeggenschap over de dieren, de aan- en afvoer ervan en wordt zij er geen eigenaar van.
Standpunt van de minister
12 Volgens de minister zit er tussen een veehandelscentrum en verzamelcentrum geen verschil. Op de veemarkt worden naar aanleiding van vraag en aanbod koppels gemaakt om naar een slachthuis te gaan.
Beoordeling door het College
13 Naar het oordeel van het College is de Stichting niet aan te merken als een verzamelcentrum als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Transportverordening. Een verzamelcentrum is een bedrijf, verzamelplaats of markt waar dieren worden samengebracht om een partij dieren te vormen. De dieren die bij de veemarkt van de Stichting worden samengebracht worden afzonderlijk voor verkoop aangeboden aan inkopers van onder meer slachthuizen. Uit het rapport van bevindingen en wat de minister op de zitting naar voren heeft gebracht blijkt niet dat op de veemarkt een selectie van de dieren plaatsvindt aan de hand van bijvoorbeeld ras, gewicht of leeftijd en dat de dieren worden gehergroepeerd om grotere, uniforme koppels te vormen om vervolgens te worden getransporteerd. Het enkel aanduiden van de Stichting in het rapport van bevindingen als “verzamelcentrum” is onvoldoende om de Stichting als zodanig te kunnen aanmerken.
14 Omdat de Stichting niet is aan te merken als een verzamelcentrum is zij niet degene tot wie de norm van artikel 9, eerste lid, van de Transportverordening zich richt. De Stichting is dus niet de normadressaat van die bepaling. Zij kan die bepaling daarom niet zelf overtreden (hebben). Overtreding van die bepaling kan haar, wat daar verder ook van zij, ook niet worden toegerekend, alleen al omdat er in dit geval geen andere (rechts)persoon is die de norm daadwerkelijk heeft geschonden. De Stichting is dus niet als overtreder van artikel 9, eerste lid, van de Transportverordening aan te merken.
15 Deze hogerberoepsgrond slaagt. Echter, de omstandigheid dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat de Stichting artikel 9, eerste lid, van de Transportverordening heeft overtreden, levert op zichzelf geen reden op om de boete te herroepen of te matigen. De minister heeft, gelet op wat onder 9 en 10 is overwogen, namelijk terecht geconcludeerd dat de Stichting artikel 3, aanhef en onder b, van de Transportverordening heeft overtreden. De hoogte van de opgelegde boete voor die overtreding komt overeen met de wettelijk voorgeschreven hoogte ervan (€ 1.500,-) en het boetebedrag is wegens recidive verdubbeld. Het boetebedrag is gelijk aan het boetebedrag dat de minister voor de overtreding van artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 9, eerste lid, van de Transportverordening gezamenlijk aan de Stichting heeft opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)