ECLI:NL:CBB:2025:276

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
25/288
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake spoedbestuursdwang bij overtredingen van de Wet dieren

Op 29 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een houder van veertien honden, een voorlopige voorziening vroeg tegen de beslissing van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om spoedbestuursdwang toe te passen. De staatssecretaris had vastgesteld dat verzoekster drie overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren had begaan. Tijdens een inspectie op 28 maart 2025 door de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn in samenwerking met de (dieren)politie, werden de honden aangetroffen in slechte gezondheid en onder onhygiënische omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris voldoende onderbouwd had dat de honden niet de nodige verzorging hadden gekregen en dat de leefomstandigheden niet voldeed aan de wettelijke eisen. Verzoekster betwistte de overtredingen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor de geconstateerde overtredingen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er sprake was van een spoedeisende situatie en de staatssecretaris terecht had besloten tot spoedbestuursdwang. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/288
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] (verzoekster)

(gemachtigde: mr. C. Karlas)
en

de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. Z. Türk)

Procesverloop

Op 28 maart 2025 heeft de staatssecretaris spoedbestuursdwang toegepast wegens overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren en de artikelen 1.6, tweede lid, 1.7, aanhef en onder c, d en g en artikel 1.8 eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren (Bhd). De staatssecretaris heeft daarbij vijftien honden en een konijn in bewaring genomen.
Met het besluit van 9 april 2025 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris zijn beslissing tot toepassing van spoedbestuursdwang op schrift gesteld.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 22 april 2025. Verzoekster heeft aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de staatssecretaris hebben deelgenomen zijn gemachtigde, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .

Overwegingen

1 Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1
Op 28 maart 2025 heeft de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID), in samenwerking met de (dieren)politie, een inspectie verricht bij de woning van verzoekster. Aanwezig waren drie inspecteurs van de LID, een aantal agenten van de (dieren)politie, een dierenarts en een paraveterinair. Van de inspectie is een rapport opgemaakt en daar zijn ook foto’s bijgevoegd. In het inspectierapport staat dat in de woning vijftien honden, een konijn, drie grasparkieten en twee grijze roodstaartpapegaaien zijn aangetroffen. Kort samengevat is in het inspectierapport het volgende vermeld. De woning betreft een kleine tussenwoning met op de benedenverdieping een woonkamer met open keuken en een deur naar de tuin. De totale benedenruimte is 28 m2. Er zaten zeven honden in benches, twee honden liepen los in de woonkamer, één hond was opgesloten in het toilet en vijf honden liepen in de tuin. Eén hond betreft een oude herdershond, de rest zijn American Staffordshire Terriërs. De honden waren in slechte medische conditie. Veel honden hadden huidproblemen (korstjes, rode plekken, kale plekken), toonden mager of schraal en schudden veel met hun kop. Verder was de gehele benedenverdieping ernstig vervuild. Er hing een zeer penetrante geur van urine/ammoniak en ontlasting en er werd niet geventileerd, waardoor de inspecteurs moeite hadden met ademhalen. Hun schoenen plakten aan de vloer en op diverse plekken in de kamer lagen natte plekken. Ook de benches en de tuin waren vervuild met ontlasting.
2.2
Op verzoek van de inspecteurs zijn een dierenarts en een paraveterinair ter plaatse gekomen. Zij hebben de honden voor zover mogelijk onderzocht en hun leefomgeving bekeken en hebben daar een rapport van opgemaakt. Ook zij concludeerden dat de honden in slechte medische conditie verkeerden en dat zij geen dierwaardig onderkomen hadden.
2.3
Gelet op de bevindingen van de inspecteurs, dierenarts en paraveterinair, heeft de staatssecretaris vervolgens besloten om direct in te grijpen en spoedbestuursdwang toe te passen. Alle honden zijn in bewaring genomen en ondergebracht in een opvanglocatie. Toen de honden eenmaal uit het huis gehaald waren, bleek er in de schuur nog een konijn te verblijven. De inspecteurs van de LID constateerden dat de schuur geen geschikt onderkomen was voor het konijn en ook dit dier is in bewaring genomen. Ten aanzien van de drie grasparkieten en de twee roodstaartpapegaaien is aan verzoekster in een apart besluit een last onder dwangsom opgelegd, omdat de huisvesting van deze dieren (ook) niet voldeed aan de wet- en regelgeving. Omdat deze dieren er verder ogenschijnlijk goed uitzagen, zijn ze niet in bewaring genomen.
3 Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd de werking van het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat de in bewaring genomen dieren direct aan haar moeten worden teruggegeven. Tijdens de zitting is gebleken dat de oude herdershond inmiddels is geëuthanaseerd en dat verzoekster afstand heeft gedaan van het konijn. Het verzoek heeft dus alleen nog betrekking op de overige veertien honden. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris vijf overtredingen van de Wet dieren en het Bhd vastgesteld. Verzoekster betwist dat sprake is van overtredingen en heeft dat per overtreding toegelicht. De voorzieningenrechter zal daarom hierna per geconstateerde overtreding beoordelen of er, naar zijn voorlopig oordeel, inderdaad sprake is van een overtreding. Overtreding 4 heeft alleen betrekking op het konijn, dus die zal de voorzieningenrechter niet beoordelen.
Overtreding 1
4.1
Volgens de staatssecretaris is sprake van overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd. In artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren staat dat het houders van dieren verboden is aan deze dieren de nodige verzorging te onthouden. In artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd staat dat degene die een dier houdt, er zorg voor draagt dat een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de honden in slechte gezondheid verkeerden en dat verzoekster ze niet de nodige medische zorg heeft gegeven. Voor één van de honden ( [naam 5] ) is wel een dierenarts geconsulteerd, maar verzoekster heeft het behandelplan van de dierenarts niet opgevolgd.
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het inspectierapport en het rapport van de dierenarts blijkt dat bij verschillende honden huidproblemen zijn waargenomen. De dieren hebben een rode/geïrriteerde huid, kale plekken en/of korstjes. Verzoekster betwist ook niet dat de honden huidproblemen hebben, maar stelt dat de dieren een contactallergie hebben voor gras, pollen en zand, iets dat volgens haar zeer veel voorkomt bij dit hondenras. Zij stelt wel dat zij hiervoor in de afgelopen jaren meermaals bij de dierenarts is geweest en heeft in dat verband verschillende medische stukken overgelegd. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster volgens deze stukken in 2023 met één hond ( [naam 6] ) bij de dierenarts is geweest voor behandeling van de huidproblemen. Er is toen onder andere medicatie voorgeschreven. Nu deze behandeling twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en slechts voor één hond, kan daaruit niet geconcludeerd worden dat verzoekster de honden op passende wijze heeft verzorgd.
4.3
In het bestreden besluit is verder opgenomen dat een aantal honden tijdens de inspectie met de kop schudde en dat dit mogelijk veroorzaakt werd door een probleem met de oren. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het inspectierapport niet is vermeld dat er daadwerkelijk oorontstekingen zijn waargenomen. In het rapport van de dierenarts en de paraveterinair is maar van één hond ( [naam 5] ) vastgesteld dat die “enorm ontstoken oren” had. Dit laatste is onvoldoende om op dit punt te kunnen vaststellen dat verzoekster de honden niet op passende wijze heeft verzorgd. Nu er blijkens het inspectierapport wel aanwijzingen waren voor ontstoken oren, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat hier in het kader van de bezwaarprocedure nader onderzoek naar wordt gedaan, bijvoorbeeld op basis van de dierenartscontroles die hebben plaatsgevonden kort na het in bewaring nemen van de honden.
4.4
In het inspectierapport is vermeld dat één van de honden ( [naam 5] ) een lange gesteelde huidwoekering onder de buik/borst heeft, ernstig ontstoken oren, een tumor bij de anus en een zwelling van de tarsus. Met deze hond is verzoekster bij haar dierenarts geweest. Anders dan in het bestreden besluit staat, blijkt uit de stukken niet dat de dierenarts een (uitgebreid) behandelplan heeft gemaakt. De dierenarts heeft slechts geadviseerd om de huidwoekering onder de buik te verwijderen en daarvoor een kostenraming gemaakt. Verzoekster stelt in het bezwaarschrift dat zij bij haar dierenarts heeft aangegeven dat zij de huidwoekering niet wil laten verwijderen, gelet op de vereiste narcose en de leeftijd van de hond. Tijdens de zitting heeft ze echter gesteld dat ze een afspraak heeft gemaakt voor het verwijderen, maar ze heeft dat niet met stukken onderbouwd. Niet is gebleken dat verzoekster bij de dierenarts is geweest in verband met de tumor bij de anus en de zwelling van de tarsus. Verder is bij deze hond tijdens de inspectie door de dierenarts vastgesteld dat hij enorm ontstoken oren had. De staatssecretaris heeft dan ook terecht geconcludeerd dat verzoekster deze hond niet op passende wijze verzorgd heeft.
4.5
Hoewel dit ten aanzien van één van de onderdelen van de overtreding (de ontstoken oren van de honden) niet ten volle is komen vast te staan, is de voorzieningenrechter op grond van de andere hiervoor vermelde constateringen van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft onderbouwd dat verzoekster artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd heeft overtreden.
Overtreding 2
5.1
Volgens de staatssecretaris is sprake van overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.7, aanhef en onder d, van het Bhd. In artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Bhd staat dat degene die een dier houdt, er zorg voor draagt dat een dier een toereikende behuizing heeft onder voldoende hygiënische omstandigheden. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de honden van verzoekster niet over een hygiënische leefomgeving beschikten. De vloer van de woonkamer, de bodems van de benches en de betegelde tuin waren tijdens de inspectie vervuild met ontlasting en urine. De schoenen van de inspecteur plakten tijdens de inspectie aan de vloer en op de vloer lagen diverse natte plekken.
5.2
Verzoekster stelt dat de vloer van de woonkamer, de bodems van de benches en de betegelde tuin pas tijdens de inspectie werden vervuild en niet voorafgaand aan de inspectie al vervuild waren. Verzoekster moest van de politie de honden in benches dan wel in de tuin plaatsen, zodat de inspecteur de inspectie in de woonkamer kon verrichten. Daardoor ontstond er veel onrust en angst onder de honden, waardoor ze hun ontlasting en urine hebben laten lopen. De honden in de tuin zijn gaan vechten en zijn door een politieagent getaserd, waardoor ook zij hun behoefte hebben gedaan.
5.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter maakt het inspectierapport en de nadere toelichting van de inspecteur ter zitting voldoende aannemelijk dat de vervuiling reeds geruime tijd aanwezig was. Er hing een zware ammoniaklucht in zowel de woonkamer als de tuin, die het moeilijk maakte om adem te halen. Zoals de inspecteur tijdens de zitting heeft toegelicht, is een indringende ammoniakgeur kenmerkend voor oudere, ingedroogde urineresten. De geur van verse urine is relatief mild en vluchtig. Bovendien plakt verse urine niet aan de vloer. Dat er tijdens de inspectie wellicht nadere vervuiling is opgetreden, betekent niet dat de woning daarvoor niet al langere tijd vervuild was.
5.4
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris voldoende onderbouwd dat verzoekster artikel 1.7, aanhef en onder d, van het Bhd heeft overtreden.
Overtreding 3
6.1
Volgens de staatssecretaris is sprake van overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.7, aanhef en onder g, van het Bhd. In artikel 1.7, aanhef en onder g, van het Bhd staat dat degene die een dier houdt, er zorg voor draagt dat een dier voldoende verse lucht of zuurstof krijgt. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de honden niet de beschikking hadden over voldoende verse lucht. Op de gehele benedenverdieping hing een zeer penetrante geur van ontlasting en urine/ammoniak. De inspecteur die tijdens de inspectie aanwezig was, had moeite met doorademen en moest hoesten. Er werd niet voldoende geventileerd. Ook in de tuin hing een enorm penetrante ammoniakgeur. Dit betreft een open ruimte waar extra ventileren niet mogelijk is.
6.2
Verzoekster stelt dat de achterdeur naar de tuin altijd open staat om voldoende te kunnen luchten in verband met haar COPD. Omdat verzoekster van de politieagenten een deel van de honden in de tuin moest plaatsen, heeft zij de achterdeur dicht gedaan om gevechten en chaos te voorkomen. De omschreven geur is ontstaan nadat de inspecteur de woning heeft betreden.
6.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris voldoende onderbouwd dat verzoekster artikel 1.7, aanhef en onder g, van het Bhd heeft overtreden. Uit het inspectierapport blijkt dat er zowel in de woning als in de achtertuin een zeer hoge ammoniakdruk werd ervaren. Dat de deur naar de achtertuin normaal gesproken regelmatig openstaat, doet aan die bevindingen niets af. Kennelijk sorteerde het openstaan van de achterdeur niet het gewenste effect.
Overtreding 5
7.1
Volgens de staatssecretaris is sprake van een overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.6, tweede lid, van het Bhd. In artikel 1.6, tweede lid, van het Bhd staat dat een dier voldoende ruimte wordt gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat verzoekster de honden heeft beperkt in hun bewegingsvrijheid, waardoor zij geen mogelijkheid hadden om te voldoen aan hun fysiologische en ethologische behoeften. De honden die tijdens de inspecties in de benches waren gehuisvest, hadden zeer weinig bewegingsruimte en kwamen met hun kop, poten en/of rug tegen de zijkanten van de benches. De hond die tijdens de inspectie op het toilet was gehuisvest, kon niet normaal in deze ruimte staan zonder tegen de toiletpot aan te komen.
7.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat deze overtreding in het bestreden besluit alleen gerelateerd is aan de benches en het toilet. Verzoekster heeft opgemerkt dat zij één van de honden tijdens de inspectie in het toilet heeft geplaatst, omdat deze hond haar anders zou verdedigen bij binnenkomst van de inspecteur en de politie. Deze hond werd dus slechts tijdelijk in zijn bewegingsvrijheid beperkt en dit bovendien juist naar aanleiding van de inspectie. De voorzieningenrechter is het met verzoekster eens dat er in zoverre geen sprake is van een overtreding. Van de benches kan op dit moment niet worden vastgesteld of die inderdaad te klein waren voor alle honden die daar tijdens de inspectie in verbleven. De foto’s die bij het inspectierapport gevoegd zijn, zijn onduidelijk. Verder heeft de inspecteur tijdens de zitting verklaard dat het formaat van de benches in beginsel geschikt is voor dit type honden, maar dat deze voor een aantal van de honden van verzoekster wellicht toch te klein waren. Dit maakt dat de staatssecretaris op dit moment naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende heeft onderbouwd dat artikel 1.6, tweede lid, van het Bhd op dit punt is overtreden.
7.3
Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris betoogd dat de ruimte in de woning (en tuin) van verzoekster te beperkt is om een zodanig groot aantal honden adequaat te kunnen huisvesten. Volgens de staatssecretaris is er onvoldoende ruimte voor de dieren om vrij te kunnen bewegen of zich terug te kunnen trekken. De staatssecretaris heeft dit betoog echter niet nader onderbouwd. Dat betekent dat de voorzieningenrechter daar op dit moment aan voorbij zal gaan. Omdat het op grond van de bevindingen bij de inspectie niet is uitgesloten dat de ruimte in de woning inderdaad te beperkt is, gaat de voorzieningenrechter er wel van uit dat hier in het kader van de bezwaarprocedure nader aandacht aan zal worden gegeven.
Toepassen spoedbestuursdwang
8. Uit het bovenstaande volgt dat de staatssecretaris, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, voldoende heeft onderbouwd dat verzoekster drie overtredingen van de Wet dieren en het Bhd heeft begaan. Verzoekster heeft betoogd dat het desondanks niet noodzakelijk was om spoedbestuursdwang toe te passen en de honden in bewaring te nemen, omdat zij de overtredingen bij haar op locatie had kunnen herstellen. Volgens haar had kunnen worden volstaan met het opleggen van een last met een (zeer korte) begunstigingstermijn. De voorzieningenrechter volgt dit betoog niet. Het beeld dat uit de stukken naar voren komt maakt duidelijk dat sprake was van een spoedeisende situatie. Zoals verzoekster tijdens de zitting heeft bevestigd, kon zij de honden niet tijdelijk ergens anders onderbrengen. Gelet op de ontkenning van verzoekster dat er in haar woning al langere tijd sprake is van vervuiling, haar houding richting de inspecteurs en de politie en haar uitgebreide geschiedenis met handhavingstrajecten, viel niet te verwachten dat zij de situatie op korte termijn zelf kon herstellen. De staatssecretaris kon daarom besluiten om spoedbestuursdwang toe te passen en de honden onmiddellijk in bewaring te nemen en zijn besluit pas later op schrift te stellen (artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. A.A. Dijk
Afschrift verzonden aan partijen op: