ECLI:NL:CBB:2025:358

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
23/1476
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag ISDE-regeling en toetsing aan beginselen van behoorlijk bestuur

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 juli 2025 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Klimaat en Groene Groei. De aanvraag betrof een subsidie op grond van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De minister had de aanvraag afgewezen omdat deze niet binnen de vereiste termijn van 12 maanden na het aanbrengen van de isolatiemaatregelen was ingediend. De aanvrager, [naam], had de isolatiemaatregelen uitgevoerd in 2021, maar de aanvraag werd pas in oktober 2022 ingediend. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, aangezien de afwijzingsgronden dwingend zijn geformuleerd in de Regeling.

De aanvrager voerde aan dat de regelgeving onrealistisch is en dat de termijn van één jaar voor het indienen van de aanvraag niet haalbaar is. Hij verwees naar een nieuwsbericht waarin werd gesteld dat veel mensen met dezelfde problemen te maken hadden. Het College erkende de complicaties bij het indienen van een subsidieaanvraag, maar benadrukte dat het aan de aanvrager is om zich te houden aan de vereisten van de Regeling. De minister had de aanvraag terecht afgewezen, en het College zag geen aanleiding om te oordelen dat de Regeling in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Uiteindelijk concludeerde het College dat de minister de subsidieaanvraag terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. H.S.J. Albers, met mr. A.A. Dijk als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats]

en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigden: mr. M.J. Schulte en mr. M. Wullink)

Procesverloop

Met het besluit van 31 januari 2023 heeft de minister de aanvraag van [naam] voor een subsidie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 13 juni 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam] ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 22 mei 2025. Aan de zitting hebben [naam] en de gemachtigden van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1.1
[naam] heeft op 8 oktober 2022 subsidie op grond van de Regeling aangevraagd voor investeringen in gevel-, spouwmuur-, dak-, vloer- en glasisolatie. De minister heeft de aanvraag voor de gevel-, spouwmuur-, dak- en vloerisolatie in eerste instantie afgewezen omdat [naam] de vereiste gegevens niet (tijdig) had aangeleverd. De zolder- en vlieringvloerisolatie komt niet voor subsidie in aanmerking omdat deze niet is aangebracht in de bestaande thermische schil van de woning. Ten slotte komt ook de glasisolatie niet in aanmerking voor subsidie omdat dit de enige overgebleven maatregel is en een aanvraag altijd betrekking moet hebben op ten minste twee aanvragen.
1.2
In het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing gehandhaafd, maar de grondslag daarvan gewijzigd. Uit de documenten die [naam] heeft aangeleverd en zijn toelichting tijdens de hoorzitting, blijkt dat de isolatiemaatregelen in de volgende volgorde zijn aangebracht: de vloerisolatie is in maart 2021 uitgevoerd, gevolgd door de gevel- en spouwmuurisolatie in mei 2021 en de dakisolatie in mei en juni 2021. De subsidieaanvraag is pas op 8 oktober 2022 ingediend en dus niet binnen 12 maanden na het aanbrengen van de isolatiemaatregelen, zoals op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling is vereist. Deze maatregelen komen daarom niet voor subsidie in aanmerking. Voor de glasisolatie blijft staan dat deze als enige overgebleven maatregel ook niet in aanmerking komt voor subsidie (artikel 4.5.9, derde lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Regeling).
2 [naam] voert aan dat de Regeling juridisch en bouwtechnisch onrealistisch is. Een subsidieaanvraag voor een renovatie ten behoeve van duurzaamheid kan op deze manier niet correct worden ingediend. Als je de subsidie aanvraagt nadat alle isolatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd, wordt deze afgewezen omdat de termijn van een jaar is verstreken. Als je de aanvraag eerder indient, wordt deze afgewezen omdat je niet ten minste twee isolatiemaatregelen hebt genomen. Deze regelgeving is niet realistisch gelet op de omstandigheden die komen kijken bij een verbouwing. [naam] verwijst naar een nieuwsbericht van de Vereniging Eigen Huis van 24 mei 2023, waaruit blijkt dat meer dan 700 mensen exact dezelfde problemen hebben ervaren. Uiteindelijk zag men op het ministerie ook dat de termijn van één jaar niet realistisch was en is deze per 1 januari 2023 verlengd naar twee jaar. Helaas heeft men nagelaten een correcte overgangsregeling op te stellen, zodat dit ook met terugwerkende kracht kan worden aangepast. [naam] vraagt het College de regelgeving en de besluitvorming te toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ten slotte stelt [naam] dat het bestreden besluit in strijd is met het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hij wordt direct in zijn eigendom en vermogen aangetast, omdat hij enorme investeringen heeft gedaan voor het klimaat.
3.1
Het College stelt vast dat [naam] niet betwist dat zijn subsidieaanvraag niet voldoet aan de vereisten uit de Regeling zoals die gold ten tijde van de aanvraag. De minister moest de aanvraag daarom afwijzen. De afwijzingsgronden uit artikel 4.5.9 van de Regeling zijn namelijk dwingend geformuleerd: als één van deze gronden zich voordoet, moet de minister de aanvraag afwijzen. Het College zal hierna beoordelen of de Regeling, zoals [naam] heeft aangevoerd, in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarom geen toepassing kan vinden.
3.2
[naam] heeft erop gewezen dat de regelgever de indieningstermijn met ingang van 1 januari 2023 heeft verlengd van 12 naar 24 maanden. Uit de toelichting bij de wijziging van de Regeling (Staatscourant 2022, 32911) blijkt dat deze termijn is verlengd vanwege de lange levertijden en wachttijden die momenteel gepaard gaan met het doen van de investeringen waar de Regeling subsidie voor verleent. Uit deze toelichting blijkt echter ook dat de regelgever er daarbij bewust voor heeft gekozen om deze maatregel niet met terugwerkende kracht in te voeren: deze geldt niet voor maatregelen die vóór 1 januari 2022 zijn gerealiseerd. [naam] heeft in beroep stukken overgelegd die hij op basis van de Wet open overheid heeft verkregen. Dit zijn mailwisselingen tussen (onder andere) ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In deze e-mails is te lezen dat er veel discussie is geweest over de terugwerkende kracht tijdens de totstandkoming van de wijziging van de Regeling. Uiteindelijk is er echter, zo valt te lezen in de hiervoor genoemde toelichting, voor gekozen om de maatregel toch niet met terugwerkende kracht in te voeren. Dat betekent dat mensen die hun investeringen in 2021 hebben gedaan, zoals [naam] , niet profiteren van de wijziging van de Regeling. Dit is een politiek-beleidsmatige keuze van de regelgever geweest. Het College ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de Regeling vanwege deze keuze in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
3.3
Het College begrijpt dat het ingewikkeld kan zijn om een juiste en volledige subsidieaanvraag te doen. Dat [naam] niet de enige is die hiermee problemen heeft ondervonden, blijkt ook uit het nieuwsbericht van de Vereniging Eigen Huis waarnaar hij heeft verwezen. Dat betekent echter nog niet dat de Regeling in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Om in aanmerking te komen voor een subsidie, moet nu eenmaal aan de vereisten uit de Regeling worden voldaan. Het is aan de aanvrager om zich op de hoogte te stellen van die vereisten en daarbij zo nodig deskundig advies in te winnen. [naam] stelt dat hij met de RVO gebeld heeft en dat hem toen is geadviseerd om alle relevante documenten en foto’s te verzamelen en dan één aanvraag in te dienen. Dat hem toen niet is medegedeeld dat die aanvraag wel binnen 12 maanden moest worden ingediend, betekent niet dat hij niet aan dat vereiste hoefde te voldoen of dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aanvraag zou worden ingewilligd. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is geen sprake. Van strijd met het recht op eigendom dat wordt beschermd onder (het Eerste Protocol bij) het EVRM is evenmin sprake. Een weigering om een subsidie te verlenen is niet zonder meer gelijk te stellen met het ontnemen van eigendom.
4 De minister heeft de subsidieaanvraag terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
w.g. H.S.J. Albers w.g. A.A. Dijk