ECLI:NL:CBB:2025:370

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
24/208
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies

In deze zaak heeft [naam] Melkvee C.V. een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft deze aanvraag op 27 oktober 2023 afgewezen, omdat het subsidieplafond was bereikt. Het bestreden besluit van 12 januari 2024 verklaarde het bezwaar van [naam] ongegrond. [naam] heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de minister niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist en dat er onduidelijkheid was over de beoordeling van zijn aanvraag.

Tijdens de zitting op 26 maart 2025 heeft de minister verklaard dat de aanvragen zijn gerangschikt op duurzaamheidscore en dat er geloot is voor de subsidieverlening. De aanvraag van [naam] eindigde op plaats 363 in de loting, terwijl het subsidieplafond na 202 toekenningen was bereikt. Hierdoor is de aanvraag van [naam] niet inhoudelijk beoordeeld. Het College heeft vastgesteld dat de minister in zijn communicatie niet duidelijk genoeg was, maar dat dit niet leidt tot een toekenning van de subsidie. Het College heeft het beroep van [naam] ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 24/208

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[naam] Melkvee C.V., te [woonplaats] ([naam])

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. N. Adams)

Procesverloop

Met het besluit van 27 oktober 2023 heeft de minister de aanvraag van [naam] om subsidie op grond van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 12 januari 2024 (bestreden besluit) heeft de minister het tegen dat besluit gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[naam] heeft nadere stukken ingediend.
De minister heeft een stuk nagezonden.
De zitting was op 26 maart 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. [naam] heeft subsidie aangevraagd op grond van de Investeringsregeling POP 3+ 2022 in titel 4.7 van de Regeling, voor de aanschaf van een mobiel elektrisch kuilafdeksysteem (aanvraag).
2 De minister heeft de aanvraag met het besluit van 27 oktober 2023 als volgt afgewezen:
“Er zijn veel aanvragen binnengekomen voor deze subsidie. De aangevraagde subsidie is hoger dan het budget. Dat betekent dat wij aanvragen moeten afwijzen. Hiervoor zijn eerst alle aanvragen gerangschikt op duurzaamheidscore. Daarna hebben wij geloot. Uw aanvraag is in deze loting helaas niet hoog genoeg geëindigd op de rangschikkingslijst. Derhalve komt u niet in aanmerking voor de subsidie. Ik heb uw aanvraag niet op inhoud beoordeeld, omdat deze niet hoog genoeg stond in de rangschikkingslijst. Dat betekent dat ik niet heb gekeken of uw aanvraag aan de voorwaarden voldoet.”
3 [naam] heeft in beroep aangevoerd dat de minister niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist, hem steeds te laat heeft bericht over verlenging van de beslistermijn en dat de minister, in correspondentie over de aanvraag en verdaging van de beslistermijn, in strijd met de werkelijkheid heeft doen voorkomen alsof zijn aanvraag inhoudelijk zou worden beoordeeld. De minister heeft geloot voor de subsidieverlening. [naam] vindt het overschrijden van de beslistermijn, de onjuiste informatie en het loten voordat zijn aanvraag inhoudelijk was beoordeeld, niet kunnen. Hij vindt dat de bestuursrechter de minister daarop moet aanspreken. Burgers moeten ook altijd alles op tijd en correct aanleveren. De consequentie moet volgens hem zijn dat hem de subsidie wordt verleend.

Beoordeling

4.1
De wijze waarop de minister de beschikbare subsidiegelden heeft verdeeld, als hiervoor onder 2 vermeld, is niet in geschil. De minister heeft ter zitting verklaard dat in het besluit van 27 oktober 2023 duidelijker had moeten staan dat eerst is geloot en daarna alleen die aanvragen inhoudelijk zijn beoordeeld die gelet op hun rangschikking na loting en het subsidieplafond gehonoreerd konden worden. Er zijn 4102 aanvragen ingediend. De aanvraag van [naam] heeft door loting plaats 363 gekregen. Het subsidieplafond was bereikt na toekenning van 202 aanvragen. Daarom is de minister aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van [naam] niet meer toegekomen en is deze afgewezen op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
4.2
[naam] vindt dat hij uit de aan hem gerichte e-mail van RVO van 20 oktober 2023, heeft mogen begrijpen dat zijn aanvraag wel inhoudelijk zou worden beoordeeld. In die e-mail staat: “Van de 4102 binnengekomen subsidieaanvragen zijn we nu de laatste tientallen aan het beoordelen. Daar hoort uw subsidieaanvraag ook bij.” De minister heeft in het bestreden besluit vermeld en ter zitting verklaard dat daarmee is bedoeld dat na de loting nog niet meteen duidelijk was hoeveel aanvragen na beoordeling nog zouden uitvallen en of de aanvraag van [naam] wellicht toch nog binnen het subsidieplafond kon worden gehonoreerd. In het andersluidende standpunt van [naam], alsook in zijn standpunt dat hier sprake is van één van de vele fouten die de overheid in de correspondentie met hem heeft gemaakt ook in kwesties die buiten de omvang van dit geding vallen, ziet het College geen aanleiding voor het oordeel dat de subsidie alsnog aan [naam] moet worden verleend. Hoewel de minister bedoelde e-mail duidelijker had kunnen formuleren, omdat de e-mail inderdaad ook zo kan worden gelezen dat de aanvraag nog inhoudelijk zal worden beoordeeld, doet dat er in dit geding verder niet toe. [naam] heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij uit die e-mail niet heeft afgeleid dat hij er op mocht vertrouwen dat de subsidie aan hem zou worden verleend, omdat dat nog moest worden beoordeeld. Voor zover in de stelling van [naam] al een beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gelezen slaagt dit dan ook niet. Overigens biedt zijn stelling over de onduidelijke correspondentie, wat daar ook van zij, geen grondslag voor het alsnog toekennen van de subsidie.
4.3
Het College begrijpt dat het voor [naam] te lang heeft geduurd voordat op zijn aanvraag is beslist en ziet dat uitstelbrieven een aantal malen te laat aan hem zijn verstuurd. Dat heeft echter geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het in geding zijnde besluit. Ook de lange beslistermijn en de te late verzending van uitstelbrieven maken niet dat aan [naam] om die reden subsidie moet worden verleend, zoals hij betoogt. Daarvoor is geen grondslag aan te wijzen.
5 Het beroep is ongegrond.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en mr. M.J. Jacobs,
in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. J.W.E. Pinckaers