Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 augustus 2025 op het hoger beroep van:
[naam 1] V.O.F., te [woonplaats] (vennootschap)
(gemachtigde: mr. R. Scholten)
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Aangevallen uitspraak
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De vennootschap heeft aangevoerd dat zij de fosfaatgebruiksnorm niet heeft overschreden. In 2020 was de vennootschap in omschakeling naar biologische grond. Omdat de kippen van de vennootschap niet biologisch waren, mocht de mest die door deze kippen werd geproduceerd niet op de eigen grond worden uitgereden. De vennootschap heeft daarom in 2020 biologische mest aangevoerd om haar eigen grond mee te bemesten. Omdat de eigen geproduceerde (niet-biologische) kippenmest niet is uitgereden op eigen grond, moet deze mest of zijn afgevoerd of in de eindvoorraad van 2020 terechtgekomen zijn. Aangezien de hoeveelheid afgevoerde kippenmest vaststaat, moet de eindvoorraad van 2020 hoger worden vastgesteld dan de minister heeft gedaan. Uit een door de vennootschap zelf opgestelde berekening blijkt volgens haar dat de eindvoorraad 430 ton bedraagt.
23 juni 2023, ECLI:NL:CBB:2023:286) ligt het op de weg van een landbouwer om juiste opgaven te doen ten aanzien van de voorraden dierlijke meststoffen op zijn bedrijf. Indien de landbouwer van mening is dat de gedane opgave niet juist of onvolledig is gedaan, ligt het eveneens op zijn weg om de eerdere opgave te ontkrachten met gebruikmaking van betrouwbaar, objectief verifieerbaar bewijs. Naar het oordeel van het College is de vennootschap hierin niet geslaagd. Daartoe overweegt het College als volgt.