ECLI:NL:CBB:2025:46
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bezwaarprocedure tegen last onder bestuursdwang voor overtredingen van het Besluit houders van dieren
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in een bezwaarprocedure. Verzoeker, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, waarin hem een last onder bestuursdwang was opgelegd vanwege overtredingen van het Besluit houders van dieren (Bhd). De voorzieningenrechter moest beoordelen of de opgelegde last moest worden geschorst, zodat de runderen van verzoeker niet zouden worden meegevoerd door de overheid.
De achtergrond van de zaak betreft een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op het bedrijf van verzoeker, waar verschillende overtredingen zijn geconstateerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij het verzoek om voorlopige voorziening, maar wees het verzoek af. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister voldoende had onderbouwd dat verzoeker de wettelijke eisen niet naleefde, met name met betrekking tot de ruimte in de ligboxen en de hoogte van de voerhekken. De voorzieningenrechter gaf aan dat de belangen van de minister bij het handhaven van de regels ter bescherming van het dierenwelzijn zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de opgelegde last voldoende duidelijk was en dat verzoeker niet had aangetoond dat hij aan de eisen voldeed. De voorzieningenrechter wees erop dat de situatie op het bedrijf van verzoeker niet voldeed aan de ethologische en fysiologische behoeften van de runderen, en dat er ingrijpende maatregelen nodig waren om de overtredingen aan te pakken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitviel en dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.