ECLI:NL:CBB:2025:465
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boetes opgelegd aan melkveebedrijf wegens overschrijding Meststoffenwet
In deze zaak heeft de maatschap [naam], die een melkveebedrijf exploiteert in [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 16 november 2023 geoordeeld dat de maatschap boetes van in totaal € 106.104,- opgelegd door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur terecht had ontvangen wegens overschrijding van de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen en de fosfaatgebruiksnorm in 2020. De maatschap voerde aan dat bijzondere omstandigheden, zoals de ernstige ziekte van een maat en de aanwezigheid van een huilbaby, aanleiding gaven voor matiging van de boetes. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de boetes te matigen, aangezien de maatschap niet had aangetoond dat zij niet in staat was om hulp in te schakelen.
In hoger beroep herhaalde de maatschap haar standpunt, stellende dat de minister tijdens de zitting bij de rechtbank de indruk had gewekt dat er ruimte was voor matiging van de boetes. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde echter dat de maatschap niet mocht vertrouwen op een toezegging van de minister, aangezien deze enkel een procedureafspraak had gemaakt om te overleggen over een mogelijke regeling. Het College concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.