ECLI:NL:CBB:2025:532

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
23/1614
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over boete voor slachthuis wegens overtredingen van de Wet dieren en Verordening 1099/2009

In deze zaak heeft Compaxo Vlees Zevenaar B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 30 juni 2023 een boetebesluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft bevestigd. De boete van € 9.000,- was opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren en de Verordening 1099/2009, waarbij een toezichthouder van de NVWA had vastgesteld dat een varken na bedwelming nog tekenen van leven vertoonde voordat het werd gedood. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat Compaxo niet voldeed aan de vereisten voor het doden van dieren zonder dat deze tekenen van leven vertoonden. Tijdens de zitting op 4 juli 2025 werd het standpunt van Compaxo dat de dieren adequaat waren verdoofd en dat de waarnemingen van de toezichthouder niet klopten, niet gevolgd door het College. Het College oordeelde dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de opgelegde boete evenredig was, maar matigde deze tot € 8.100,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2025.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1614
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 op het hoger beroep van:

Compaxo Vlees Zevenaar B.V., te Zevenaar (Compaxo)

(gemachtigde: F.Th.M. Peters)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2023, kenmerk 21/5543, in het geding tussen
Compaxo
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. D.J. van der Bij)

Procesverloop in hoger beroep

Compaxo heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 30 juni 2023. In deze uitspraak heeft de rechtbank beslist op het beroep van Compaxo over het boetebesluit met het nummer 202002475.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zitting was op 4 juli 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen, namens Compaxo ook [naam 1] , en namens de minister ook [naam 2] , toezichthoudend dierenarts
.

Grondslag van het geschil

1.1
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
1.2
Op 31 juli 2020 omstreeks 11:45 uur heeft een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) bij Compaxo naar aanleiding van regulier toezicht een inspectie uitgevoerd en daarvan op 9 februari 2021 een rapport opgemaakt (rapport van bevindingen). In dit rapport is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de vuile slachthal van Compaxo Vlees Zevenaar B.V. In de vuile slachthal worden de varkens in een restrainer elektrisch bedwelmd door middel van enkelvoudige, kop tot lichaam, bedwelming, waarna ze liggend op een lattenband gestoken worden ter verbloeding en daarna worden aangeket (= opgehangen aan een achterpoot). Hierna hangen de varkens eerst stil in een buffer. Daarna volgt nog een verbloedingsproces van tenminste 3 minuten in de lijn opdat, bij correcte bedwelming en verbloeding, de dood ingetreden is voordat de varkens in de broeibak terechtkomen. Compaxo heeft een medewerker aangesteld die permanent aanwezig is in de vuile slachthal en die als specifieke taak heeft om, naast het in de gaten houden van enkele technische aspecten, erop toe te zien of alle varkens correct bedwelmd zijn en de bedwelming aanhoudt tot de dood is ingetreden en de varkens levenloos de broeibak in gaan. Hij dient, wanneer bij een varken twijfels bestaan over de effectiviteit van de bedwelming of het intreden van de dood, tijdig in te grijpen door bijvoorbeeld een handmatige nabedwelming van dit varken.
Ik was op het moment van mijn bevindingen op de terugweg vanuit de varkensontvangst en de stallen van Compaxo. Ik zag dat de lattenband, waar de varkens na bedwelming gestoken worden ter verbloeding, niet volledig gevuld was. Er waren lege plekken tussen de verschillende varkens. De varkens die er lagen vertoonden een beeld van correcte bedwelming. Ik zag echter dat de buffer zo goed als leeg was, er was nauwelijks sprake van een stationaire fase van hangend verbloeden. Ik zag ook lege plekken ter hoogte van de verbloedingsgoot.
Ik zag halverwege de verbloedingsgoot dat 1 varken behoorlijk veel beweging vertoonde met alle poten en met de kop. Een medewerker van de vuile slachthal heeft toen gecheckt of dit varken een steekgat had en of deze niet dicht zat door een bloedstolsel. Ik ben even blijven staan ter hoogte van de 3e lus van de verbloedingsgoot, vlakbij de ingang in de broeibak, om te kijken of de varkens volledig stil hingen, en dus geen tekenen van leven meer vertoonden bij ingang in de broeibak.
Na minder dan 1 minuut zag ik 1 varken duidelijk reageren bij contact met het broeiwater van de broeibak. Het betreffende varken spartelde met alle vier de poten en vertoonde een oprichtreflex. Het heftig met de poten reageren op heet broeiwater en zeker het oprichtreflex zijn tekenen van leven en tekenen van (terugkerend) bewustzijn en/of gevoeligheid. Ik riep direct de medewerker die door het bedrijf aangewezen is om op deze plek te controleren erbij. Hij stond weliswaar vlakbij maar was in gesprek met een andere medewerker. Ik wees het spartelende varken aan. Omdat het varken zich al deels onder water bevond, kon er niet verder ingegrepen worden. Het gespartel hield ten minste 5 seconden aan.
Even later zag ik nog een varken herhaaldelijk gaspen vlak voor de laatste lus van de verbloedingsgoot, dus vlak vóór de ingang van de broeibak. Gaspen als enige symptoom hoeft niet te wijzen op terugkerend bewustzijn, maar het is wel een teken van leven. Bij de eerste slachthandeling, bij varkens is dit het broeien, mag er geen teken van leven zijn en moet er een volledige spierontspanning opgetreden zijn. De medewerker had dit niet in de gaten en dit varken zou enkele seconden later de broeibak in gaan. Ik heb de medewerker van Compaxo dus gevraagd om dit dier handmatig na te bedwelmen. Dit heeft hij direct gedaan.
Ik noteerde het tijdstip van mijn bevindingen en ben vervolgens direct doorgelopen naar de kwaliteitsdienst om mijn bevindingen mede te delen en de camerabeelden op te vragen. De camerabeelden bevestigden hetgeen ik gezien had. Ik heb gevraagd om de camerabeelden te bewaren.”
1.3
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de minister met het besluit van 14 mei 2021 (boetebesluit) aan Compaxo een boete van € 9.000,- opgelegd vanwege het volgende beboetbare feit: de bedrijfsexploitant waarborgt niet dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen, namelijk dat verdere uitslachting of broeiing niet plaatsvond nadat werd vastgesteld dat de dieren geen tekenen van leven meer vertoonden. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid werd niet aangehouden tot bij de dieren de dood is ingetreden. Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens de minister heeft Compaxo daarmee een overtreding begaan van 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 5.8 van de Regeling houders van dieren en artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, gelet op artikel 15, eerste lid, juncto Bijlage III, punt 3.2, van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening 1099/2009).
Gelet op de constateringen van de toezichthouder heeft de minister aanleiding gezien om het standaardboetebedrag voor het beboetbare feit (€ 2.500,-) te verdubbelen tot € 5.000,--. Omdat op het moment van de overtreding nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een eerder aan Compaxo opgelegde boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de boete vervolgens verhoogd tot € 9.000,-.
1.4
Met het besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft de minister het bezwaar van Compaxo tegen het boetebesluit ongegrond verklaard en dit besluit gehandhaafd.

Uitspraak van de rechtbank

2 De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij, voor zover voor het hoger beroep van belang, het volgende overwogen:
“4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat slachtdieren na de dood nog bewegingen kunnen vertonen, maar dat betekent niet dat sprake is van bewustzijn en van aanwezige pijn of aanwezig lijden. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat de dieren adequaat zijn verdoofd en verbloed. Daarmee is het voorkomen van ernstig vermijdbare pijn en lijden gewaarborgd. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat gaspen geen teken van leven is.
[…]
4.2.
In het rapport van bevindingen heeft de toezichthouder beschreven dat hij/zij halverwege de verbloedingsgoot 1 varken zag dat behoorlijk veel beweging vertoonde met alle vier poten en met de kop. Verder is in het rapport beschreven dat de toezichthouder na minder dan een minuut 1 varken duidelijk zag reageren bij contact met het broeibakwater van de broeibak en dat dit varken met alle vier poten spartelde en een oprichtreflex vertoonde. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het om hetzelfde varken gaat.
De toezichthouder heeft het in het rapport tweemaal over “1 varken” ofwel “een of één
varken”, niet tweemaal over “varken 1”.
4.3.
Aan het betoog van eiseres ter zitting dat voldaan is aan de zorgplicht omdat het steekgat is gecontroleerd en haar stelling dat een gestoken varken driekwart minuut na het steken niet meer leeft, hecht de rechtbank geen betekenis. Uit het rapport van bevindingen blijkt duidelijk dat een varken bij contact met het broeiwater met vier poten spartelde en een oprichtreflex vertoonde. Dit zijn volgens de toezichthouder tekenen van leven en tekenen van (terugkerend) bewustzijn en/of gevoeligheid. Om deze reden wordt evenmin betekenis gehecht aan de stelling van eiseres dat enkele minuten na de dood zich spasmen kunnen voordoen.
4.4.
Of er bij een ander varken sprake was van gaspen is niet van belang, nu de constatering dat een varken tekenen van leven vertoonde bij contact met het broeiwater voldoende is voor het opleggen van de boete. Verweerder heeft toegelicht dat het standaardboetebedrag is verdubbeld, omdat ernstig vermijdbaar lijden is toegebracht aan dit varken dat met tekenen van leven de broeibak is ingegaan. Er kon niet worden ingegrepen. omdat het varken zich al deels onder water bevond.
4.5.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder op basis van het rapport van bevindingen terecht heeft vastgesteld dat eiseres artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 5.8, van de Regeling houders van dieren, in verbinding met artikel 3, eerste lid en artikel 4 eerste lid, gelet op artikel 15, eerste lid, in verbinding met Bijlage III. punt 3.2, van Verordening (EG) nr. 1099/2009. Verweerder was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Standpunt van Compaxo
3.1
Compaxo benadrukt dat zij de voorschriften ten aanzien van verdoving en verbloeding heeft nageleefd. De dieren zijn allemaal deugdelijk verdoofd en gestoken. De verbloedingstijd was eerder ruimer dan krapper dan normaal geweest en de toezichthouder heeft geconstateerd dat “de varkens die er lagen een correct beeld van verdoving vertoonden”.
3.2
In haar beroepschrift is Compaxo met name ingegaan op het gaspende varken en heeft zij ook verwezen naar hetgeen zij eerder bij de rechtbank over gaspen naar voren heeft gebracht, zoals een passage van de site [naam 3] .nl, waarin onder meer staat vermeld dat het bij gaspen kan lijken dat iemand nog ademhaalt, maar dat dit niet het geval is en dat er dan geen polsslag is.
3.3
Compaxo is ook ingegaan op het spartelende varken. Over dit varken merkt zij op dat als het varken in contact komt met het broeiwater de minimaal vereiste verbloedingstijd al geruime tijd is verstreken en het niet kan zijn dat dit varken dan nog bij bewustzijn is. Ook het spartelen van vijf seconden wijst niet op een levend varken of een varken dat bij bewustzijn is. Een levend dier dat verdrinkt, spartelt veel langer dan vijf seconden. Een verdronken varken vertoont bij de post mortem keuring kenmerken die hier niet zijn gerapporteerd. Er was volgens Compaxo klaarblijkelijk sprake van voldoende verbloeding en de ingewanden (longen) bevatten kennelijk geen broeiwater.
3.4
De conclusie dat er sprake is geweest van zowel ernstig als vermijdbaar lijden wordt volgens Compaxo niet geschraagd door de bevindingen.
Standpunt van de minister
4.1
De minister merkt allereerst op dat het er in casu om gaat dat de toezichthoudend dierenarts tekenen van leven en tekenen van (terugkerend) bewustzijn heeft gezien tijdens broeiing van een varken. Volgens de minister mag het varken op dat moment op grond van artikel 4, eerste lid, gelet op artikel 15, eerste lid, juncto Bijlage III, punt 3.2, van Verordening 1099/2009 geen tekenen van leven meer vertonen, aangezien broeien de eerste handeling van het verdere uitslachten is. Nu dit wel is geconstateerd, is tevens sprake van een overtreding van artikel 3 van dezelfde Verordening.
4.2
Uit het rapport van bevindingen blijkt dat de toezichthouder zag dat een varken duidelijk reageerde bij contact met het broeiwater van de broeibak. Het varken spartelde met alle vier de poten en vertoonde een oprichtreflex. Dit heftig met de poten reageren op heet broeiwater en zeker de oprichtreflex zijn tekenen van leven en tekenen van (terugkerend) bewustzijn en/of gevoeligheid. Doordat het varken zich deels onder water bevond, kon er niet meer worden ingegrepen. Het gespartel heeft ten minste vijf seconden aangehouden. Volgens bijlage 4 van het werkvoorschrift WLZVL-017, Toezicht op welzijn van hoefdieren en gekweekt wild in slachthuizen, is de reactie op de broeibak een teken van leven. Volgens de minister staat hiermee vast dat het varken niet dood was toen het de broeibak inging. Dat een varken echt dood moet zijn en ook geen reflex meer mag vertonen, blijkt volgens de minister ook uit recente uitspraken van het College, zoals de uitspraak van 13 februari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:86) en de uitspraak van 25 maart 2023 (ECLI:NL:CBB:2025:174).
4.3
Verder was volgens de minister de toezichthouder niet verplicht om later te controleren of het desbetreffende varken gestoken was, de organen verbloed waren en of de longen broeiwater bevatten. Voor het vaststellen van de overtreding is het voldoende dat de toezichthouder constateerde dat het varken tekenen van leven vertoonde toen het de broeibak inging. Deze constatering rechtvaardigt op zichzelf al de oplegging van de boete.
4.4
Uit het rapport van bevindingen blijkt dat kort na de eerste constatering nog een andere constatering is gedaan, waarbij sprake was van herhaaldelijk gaspen. Over het gaspen van dit andere varken merkt de minister op dat dit wel degelijk een teken van leven is. Gaspen, of ook wel agonale ademhaling, is een reactie die lijkt op naar adem happen. Dat gaspen een reflex is en geen effectieve ademhaling, maakt niet dat het geen teken van leven is. Er is een verschil tussen tekenen van bewustzijn en tekenen van leven. Zoals de toezichthouder in het rapport van bevindingen beschrijft, hoeft gaspen als enige symptoom niet te wijzen op terugkerend bewustzijn, maar is het wel een teken van leven en dat was volgens de minister wel degelijk aanwezig. Als de toezichthouder niet zou hebben ingegrepen, dan zou ook dit varken levend en dus niet dood de broeibak zijn ingegaan.
4.5
Gezien de ernstige risico’s en gevolgen van de overtredingen voor het dierenwelzijn blijft de minister bij het standpunt dat het standaardboetebedrag van € 2.500,- terecht is verdubbeld. Ook voor het overige ziet de minister geen omstandigheden die zouden maken dat de opgelegde boete gematigd zou moeten worden. De (wegens recidive verhoogde) boete van € 9.000,- is volgens hem evenredig.
Wettelijk kader
5 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Oordeel van het College
6 Het College stelt voorop dat uit het boetebesluit blijkt dat de boete is opgelegd naar aanleiding van de constateringen van de toezichthouder ten aanzien van het varken dat spartelde bij contact met het broeiwater. Uit het boetebesluit is niet duidelijk of de boete ook is opgelegd vanwege de constateringen van de toezichthouder ten aanzien van een ander varken dat herhaaldelijk gaspte. In het bestreden besluit is echter ook ten aanzien van dit tweede varken een overtreding vastgesteld.
Als komt vast te staan dat de minister terecht heeft vastgesteld dat Compaxo een overtreding van de genoemde bepalingen heeft begaan vanwege de constateringen ten aanzien van het spartelende varken dan is dit voldoende voor het opleggen van een boete en hoeft niet meer te worden beoordeeld of de minister ook vanwege de constateringen ten aanzien van het gaspende varken een overtreding heeft kunnen vaststellen. Dit heeft Compaxo op zitting ook erkend. Hieronder gaat het College daarom allereerst in op de situatie van het spartelende varken.
Is sprake van een overtreding?
6.1
Bij het nemen van het boetebesluit heeft de minister zich gebaseerd op het hiervoor genoemde en deels weergegeven rapport van bevindingen. Het College stelt vast dat Compaxo de waarnemingen in dit rapport ten aanzien van het spartelende varken niet heeft betwist en ziet naar aanleiding van het vermelde in de hogerberoepsgronden ook zelf geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze waarnemingen.
6.2
In het rapport van bevindingen is vermeld dat bij Compaxo elektrische bedwelming wordt toegepast door middel van enkelvoudige, kop tot lichaam, bedwelming. Na bedwelming worden de varkens, liggend op een lattenband, gestoken ter verbloeding en worden ze aangeket (opgehangen aan een achterpoot). Hierna hangen de varkens eerst stil in een buffer, waarna een verbloedingsproces van tenminste drie minuten in de lijn volgt, opdat, bij correcte bedwelming en verbloeding, de dood ingetreden is voordat de varkens in de broeibak terechtkomen.
In het rapport staat verder dat de toezichthouder een varken duidelijk zag reageren bij contact met het broeiwater van de broeibak. Het betreffende varken spartelde met alle vier de poten en vertoonde een oprichtreflex. Ook is vermeld dat het spartelen ten minste vijf seconden aanhield.
6.3.1
De toezichthouders van de NVWA hanteren bij inspecties het werkvoorschrift WLZVL-017. In bijlage 4 daarvan zijn de tekenen van (afwezig zijn van) bewustzijn, gevoeligheid en leven bij verschillende bedwelmingsmethoden opgesomd.
6.3.2
Bij elektrische bedwelming zijn in bijlage 4 als tekenen van (terugkerend) bewustzijn tijdens verbloeden genoemd: ritmisch ademen, positieve oogreflexen, spontaan knipperen met de ogen, pogingen om zich op te richten, geluid maken (gillen, grommen, kreunen en smakken).
6.3.3
Verder is in bijlage 4 bij het werkvoorschrift vermeld dat vóórdat een eerstvolgende slachthandeling of broeien plaatsvindt er geen enkel teken van leven meer mag zijn, met daarachter opgesomd:
- er is een volledige spierontspanning: poten bewegen niet meer, kop bungelt helemaal slap en geen enkele reactie op broeibak/slachthandeling,
- er is geen ademhaling, geen corneareflex,
- de pupil is verwijd en lichtstijf,
- het verbloeden is beëindigd.
6.4
In het rapport van bevindingen staat dat de toezichthouder een varken duidelijk zag reageren bij contact met het broeiwater van de broeibak. Het betreffende varken spartelde met alle vier de poten en vertoonde een oprichtreflex. Ook is vermeld dat het spartelen ten minste vijf seconden aanhield.
Artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 (tekenen van bewustzijn)
6.5
In artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 is bepaald dat bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten ervoor wordt gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.
In artikel 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009 is bepaald dat dieren uitsluitend worden gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.
De in bijlage I vermelde methoden die niet de onmiddellijke dood tot gevolg hebben, worden zo spoedig mogelijk gevolgd door een methode die de dood garandeert, zoals verbloeden, pithing, elektrocutie of langdurige blootstelling aan zuurstoftekort.
6.6
Het College is van oordeel dat uit artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 onder meer volgt dat bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten geen sprake mag zijn van tekenen van bewustzijn bij de dieren. Zijn dieren bij bewustzijn dan kunnen zij immers – vermijdbare – pijn, spanning of lijden ervaren. Uit artikel 4 van Verordening 1099/2009 volgt daarnaast dat, nadat de dieren zijn bedwelmd, de toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid moet worden aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden. Dieren mogen na de bedwelming dus geen tekenen van bewustzijn meer vertonen tot bij hen de dood is ingetreden.
6.7
Uit het rapport van bevindingen volgt, zoals overwogen, dat de toezichthouder bij een varken een heftige reactie bij contact met het broeiwater en een oprichtreflex heeft waargenomen. Het spartelen hield vervolgens vijf seconden aan. Volgens bijlage 4 bij het werkvoorschrift zijn pogingen om zich op te richten tekenen van (terugkerend) bewustzijn. Mede in aanmerking genomen de in het rapport opgenomen beschrijving van de reactie van het varken, is het College van oordeel dat de minister terecht heeft vastgesteld dat het varken na te zijn bedwelmd nog tekenen van bewustzijn vertoonde, voordat het werd gedood. Wat Compaxo naar voren heeft gebracht, werpt hierop geen ander licht. Compaxo heeft het varken dan ook ernstig vermijdbaar lijden berokkend. De minister heeft terecht geconcludeerd dat sprake is van een overtreding van de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van Verordening 1099/2009. Het College verwijst hier ook naar zijn uitspraak van 25 maart 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:174).
Artikel 15, eerste lid, van Verordening 1099/2009 in samenhang bezien met punt 3.2 van Bijlage III (tekenen van leven)
6.8
In artikel 15, eerste lid, van Verordening 1099/2009 is bepaald dat de bedrijfsexploitanten waarborgen dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen.
6.9
In punt 3.2 van bijlage III is bepaald dat bij eenvoudige bedwelming of slacht overeenkomstig artikel 4, vierde lid, systematisch de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten worden doorgesneden. Elektrische stimulatie vindt alleen plaats nadat is vastgesteld dat het dier bewusteloos is. Verdere uitslachting of broeiing vindt alleen plaats nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoont.
6.1
Punt 3.2 van bijlage III schrijft voor dat broeiing alleen plaatsvindt nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoont. Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van artikel 15, eerste lid, van Verordening 1099/2009 in samenhang bezien met punt 3.2 van bijlage III speelt, anders dan bij de artikelen 3 en 4, dus niet de vraag of sprake is van tekenen van bewustzijn.
6.11
Uit het rapport van bevindingen volgt, zoals overwogen, dat de toezichthouder bij een varken dat de broeibak inging heeft geconstateerd dat het een reactie gaf op de broeibak. Volgens bijlage 4 bij het werkvoorschrift is een reactie op de broeibak een teken van leven.
Hetgeen Compaxo heeft ingebracht, werpt hierop geen ander licht. Het College verwijst onder meer naar zijn uitspraak van 13 februari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:86, onder 5) en zijn uitspraak van 25 maart 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:174). Als een varken de broeibak ingaat, moet het dood zijn. Er mag geen enkel teken van leven meer zijn, dus ook geen reflex.
6.12
De minister heeft gelet op het bovenstaande terecht vastgesteld dat ook sprake is van een overtreding van artikel 15, eerste lid, in samenhang bezien met punt 3.2 van bijlage III bij Verordening 1099/2009.
6.13
Gelet op het voorgaande oordeelt het College dat de minister bevoegd was om aan Compaxo een boete op te leggen.
6.14
Nu het College heeft vastgesteld dat de minister bevoegd was om aan Compaxo een boete op te leggen vanwege de constateringen ten aanzien van het spartelende varken, zal het College – gelet op hetgeen hiervoor onder overweging 6 is opgenomen – niet meer ingaan op de vraag of de minister ook vanwege de constateringen ten aanzien van het gaspende varken een overtreding heeft kunnen vaststellen en op hetgeen Compaxo in dat kader heeft aangevoerd.
Hoogte van de boete
7 Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren (Besluit handhaving) in samenhang gelezen met artikel 1.2 en de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is de hoogte van de boete die de minister voor overtreding van de bovengenoemde bepalingen kan opleggen € 2.500,-. Het College is van oordeel dat de minister gelet op de constateringen van de toezichthouder en de ernstige risico’s of gevolgen van de overtredingen voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu dit bedrag terecht op grond van artikel 2.3, aanhef en onder b, van het Besluit handhaving heeft verdubbeld. Ook heeft de minister dit verdubbelde bedrag vervolgens op grond van artikel 2.5, eerste lid, van het Besluit handhaving terecht verhoogd met € 4.000,-, aangezien Compaxo op 7 april 2017 eerder is beboet voor eenzelfde overtreding met een bedrag van € 4.000,- en er ten tijde van het begaan van de overtreding nog geen vijf jaren waren verlopen sinds die eerdere boete onherroepelijk was geworden.
Al met al is het College van oordeel dat de opgelegde boete van in totaal € 9.000,- evenredig is.
Ambtshalve beoordeling overschrijding van de redelijke termijn
8.1
Het College beoordeelt, onder verwijzing naar zijn uitspraak van 14 januari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:7, onder 6.1), ambtshalve of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden.
8.2
In een bestraffende zaak als de onderhavige geldt het uitgangspunt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) in beginsel is overschreden als die procedure in haar geheel langer duurt dan vier jaar. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de bestuurlijke fase in beginsel een jaar mag duren, de beroepsfase ook een jaar en de hogerberoepsfase twee jaar. De redelijke termijn begint op het moment waarop een handeling wordt verricht waaraan de betrokkene in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een bestuurlijke boete wordt opgelegd. De in aanmerking te nemen termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet in de procedure over het geschil dat de betrokkene en het bestuursorgaan verdeeld houdt.
8.3
In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met het voornemen tot boeteoplegging van 16 februari 2021. Op het moment van deze uitspraak is de redelijke termijn met ruim zeven maanden overschreden. Deze overschrijding is volledig toe te rekenen aan de rechterlijke fase. Het College ziet aanleiding de boete van € 9.000,- te matigen met 10% tot een bedrag van € 8.100,-.
Slotsom
9 De hogerberoepsgronden slagen niet. Wegens overschrijding van de redelijke termijn zal het College de aangevallen uitspraak echter vernietigen voor zover het de hoogte van de boete betreft. Vervolgens zal het College het beroep tegen de bestreden besluit gegrond verklaren, dit besluit vernietigen voor zover het de hoogte van de boete betreft en het boetebesluit in zoverre herroepen. Het College zal de boete vaststellen op € 8.100,-. Voor het overige zal het College de aangevallen uitspraak bevestigen.
Proceskosten en griffierecht
10 Compaxo heeft niet uit zichzelf een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn en komt dan ook niet in aanmerking voor vergoeding van ter zake gemaakte proceskosten.
11 De griffier van het College zal het in hoger beroep door Compaxo betaalde griffierecht op grond van artikel 8:114, eerste lid, van de Awb terugbetalen. Op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb houdt deze uitspraak tevens in dat de minister het in beroep bij de rechtbank door Compaxo betaalde griffierecht zal vergoeden.

Beslissing

Het College:
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft;
  • herroept het boetebesluit in zoverre en stelt de boete vast op € 8.100,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • draagt de minister op het in beroep betaalde griffierecht van € 360,- aan Compaxo te vergoeden;
  • bepaalt dat de griffier van het College het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548,- aan Compaxo terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, in aanwezigheid van mr. F.J.J. van West de Veer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. F.J.J. van West de Veer

Bijlage

Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
Artikel 3 Algemene voorschriften voor het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten
1. Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.
[…]
Artikel 4 Verdovingsmethoden
1. Dieren worden uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.
De in bijlage I vermelde methoden die niet de onmiddellijke dood tot gevolg hebben (hierna „eenvoudige bedwelming” genoemd), worden zo spoedig mogelijk gevolgd door een methode die de dood garandeert, zoals verbloeden, pithing, elektrocutie of langdurige blootstelling aan zuurstoftekort.
[…]
Artikel 15 Behandeling van dieren en fixatieactiviteiten in slachthuizen
1. De bedrijfsexploitanten waarborgen dat de in bijlage III opgenomen operationele voorschriften voor slachthuizen in acht worden genomen.
[…]
Bijlage III
OPERATIONELE VOORSCHRIFTEN VOOR SLACHTHUIZEN
(zoals bedoeld in artikel 15)
[…]
3. Verbloeden van dieren
[…]
3.2.
Bij eenvoudige bedwelming of slacht overeenkomstig artikel 4, lid 4, worden systematisch de twee halsslagaders of de toevoerende bloedvaten doorgesneden. Elektrische stimulatie vindt alleen plaats nadat is vastgesteld dat het dier bewusteloos is. Verdere uitslachting of broeiing vindt alleen plaats nadat is vastgesteld dat het dier geen tekenen van leven meer vertoont.

Wet dieren

Artikel 6.2 Strafbaarstelling overtredingen EU-verordeningen en EU-besluiten
1. Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen en EU-besluiten betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
[…]
Artikel 8.6 Definities
1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens:
[…]
2°.een van de bepalingen, bedoeld in onderdeel a, in samenhang met de artikelen 6.2, eerste lid, […];
overtreder: degene die de overtreding pleegt of mede pleegt.
2. Indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, wordt onder overtreder mede verstaan: degene die tot de overtreding opdracht heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Artikel 8.7 Bevoegdheid
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8 Hoogte bestuurlijke boete
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.

Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren

Artikel 2.2 Boetecategorieën
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
[…]
c. categorie 3: € 2500;
[…]
Artikel 2.3 Gevolgen volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a. gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b. ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
Artikel 2.5 Recidive
1. Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.

Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren

Artikel 1.2 Indeling categorieën bestuurlijke boete
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 5.8 3

Regeling houders van dieren

Artikel 5.8 Verbodsbepaling
Als voorschriften van EU-verordeningen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de artikelen 3, 4, eerste en vierde lid, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 7, 8, 9, 12, 14, eerste en tweede lid, 15, eerste, tweede en derde lid, 16, eerste tot en met vierde lid, 17, 19, 21, zesde lid, 24 en 28, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009.